-
101 enlever
enlever [ãlvee]1 wegnemen ⇒ weghalen, verwijderen2 uittrekken ⇒ uitdoen, afzetten9 optillen♦voorbeelden:cela m'enlève un poids de la conscience • dat is een pak van mijn hartenlever la victoire • de overwinning behalen→ pain1. v1) wegnemen2) uittrekken, uitdoen3) ophalen4) wegnemen5) ontvoeren9) optillen2. s'enlevervverdwijnen [vlek] -
102 examen
examen [egzaamẽ]〈m.〉1 onderzoek ⇒ beschouwing, analyse♦voorbeelden:esprit d'examen • kritische instellingle libre examen • het vrije onderzoek 〈waarbij alleen geaccepteerd wordt wat door rede of de ervaring wordt ondersteund〉faire l'examen de qc. • iets onderzoekenêtre à l'examen • nog in onderzoek zijnà l'examen • bij het onderzoekexamen de fin d'année, de passage • overgangsexamenexamen de sortie, de fin d'études • eindexamenexamen blanc • proefexamenexamen écrit • schriftelijk examenexamen oral • mondeling examenêtre collé, recalé, refusé à un examen, échouer à un examen • voor een examen zakkenfaire passer un examen • een examen afnemenpréparer un examen • zich op een examen voorbereidense présenter à un examen • opgaan voor een examensubir, passer un examen • een examen doen, afleggenm1) onderzoek, analyse2) examen, toets -
103 interroger
interroger [ẽterrozĵee]1 ondervragen ⇒ verhoren, in verhoor nemen2 vragen stellen aan ⇒ interviewen, overhoren, examineren3 onderzoeken ⇒ nader bestuderen, aandachtig bekijken♦voorbeelden:interroger sa mémoire • zijn geheugen raadplegeninterroger qn. du regard • iemand vragend aankijkeninterroger qn. sur la direction à prendre • bij iemand informeren welke weg men moet nemen♦voorbeelden:v1) ondervragen, verhoren2) examineren, overhoren3) onderzoeken -
104 large
large1 [laarzĵ]〈m.〉1 breedte2 open, volle zee♦voorbeelden:gagner, prendre le large • het ruime sop kiezenau large de Calais • ter hoogte van Calaistirer au large • er vandoor gaanau, du large! • aan de kant!→ long————————large2 [laarzĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 breed ⇒ ruim, wijd2 groot ⇒ aanzienlijk, belangrijk♦voorbeelden:adj1) breed, ruim2) groot, belangrijk3) ruimdenkend4) royaal -
105 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
106 paix
paix [pe]〈v.〉1 vrede ⇒ eendracht, harmonie2 rust ⇒ kalmte, stilte♦voorbeelden:paix fourrée • schijnvredefaire la paix • vrede sluiten, de strijdbijl begravenavoir la conscience en paix • een gerust geweten hebbenf1) vrede2) rust, kalmte -
107 poids
poids [pwaa]〈m.〉♦voorbeelden:le service des poids et mesures • het ijkwezenavoir deux poids, deux mesures • met twee maten metenavoir un poids sur la conscience • een last op z'n geweten voelen drukkenprendre, perdre du poids • aankomen, afvallensentir un poids sur sa poitrine • zich bedrukt voelenvendre qc. au poids de l'or • iets zeer duur verkopenpoids et haltères • gewichtheffenpoids légers • lichtgewicht(sklasse)ne pas faire le poids • niet voor z'n taak berekend zijnne pas faire le poids contre, face à • geen partij zijn voorargument de poids • zwaarwegend argumentavoir un poids sur l'estomac • een zwaar, drukkend gevoel op de maag hebbenm1) gewicht2) zwaarte, druk, last3) kogelstoten -
108 prise
prise [priez]〈v.〉6 (het) stollen ⇒ (het) dik worden, (het) dicht vriezen♦voorbeelden:1 prise de bec • gekijf, woordenwisseling〈 juridisch〉 prise de corps • inhechtenisneming, gijzelingêtre aux prises avec • worstelen, het aan de stok hebben met 〈 ook figuurlijk〉en venir aux prises • slaags rakendonner prise à • aanleiding geven totprise d'otage(s) • gijzelingprise de position • stellingnameprise de possession • inbezitnemingprise de sang • (het) bloed afnemenprise de son • geluidsopnameprise de terre • aardleidingprise femelle • contrastekkerprise mâle • stekker¶ prise d'air • luchtkoker, ventilatieopeningprise d'armes • wapenschouwprise de conscience • bewustwordingprise d'eau • kraan, tappuntprise de tabac • snuifje tabakprise de voile • intrede in het kloosterêtre en prise directe sur, avec • nauw samenhangen met————————prise (de courant)f1) greep2) houvast3) inneming4) stopcontact5) vangst, buit6) stolling, bevriezing -
109 repos
repos [rəpoo]〈m.〉1 rust ⇒ rusttijd, pauze2 rust ⇒ kalmte, stilte♦voorbeelden:terre au repos • braakliggende grondgarde à vous! … repos! • geeft acht! … op de plaats rust!situation de tout repos • rustige, makkelijke baanavoir la conscience en repos • een gerust geweten hebbenm -
110 reproche
reproche [rəprosĵ]〈m.〉1 verwijt♦voorbeelden:sans reproche • onberispelijk, smetteloossans reproche, c'est moi qui avais raison • ik wil niets zeggen, maar ík had gelijkm -
111 ulcère
-
112 acquit
acquit [aakie]〈m.〉♦voorbeelden: -
113 objecteur
-
114 objection
objection (à) [obzĵeksjõ]〈v.〉1 bezwaar (tegen) ⇒ tegenwerping (tegen), bedenking (tegen)♦voorbeelden:1 objection de conscience • gewetensbezwaar, dienstweigering -
115 subterfuge
-
116 sûreté
sûreté [suurtee]〈v.〉1 veiligheid ⇒ zekerheid, betrouwbaarheid4 feilloosheid ⇒ zekerheid, betrouwbaarheid♦voorbeelden:sûreté de l'Etat • staatsveiligheidde sûreté • veiligheids-en sûreté • in veiligheidpour plus de sûreté • voor alle zekerheidsa sûreté de main • de vastheid van zijn handla Sûreté (nationale) • de (nationale) veiligheidsdienstprendre ses sûretés • voorzorgsmaatregelen nemen
См. также в других словарях:
Conscience — conscience … Philosophy dictionary
CONSCIENCE — Le mot latin conscientia est naturellement décomposé en «cum scientia». Cette étymologie suggère non seulement la connaissance de l’objet par le sujet, mais que cet objet fait toujours référence au sujet lui même. Le terme allemand Bewusstsein… … Encyclopédie Universelle
Conscience — • The individual, as in him customary rules acquire ethical character by the recognition of distinct principles and ideals, all tending to a final unity or goal, which for the mere evolutionist is left very indeterminate, but for the Christian… … Catholic encyclopedia
conscience — CONSCIENCE. s. f. Lumière intérieure, sentiment intérieur par lequel l homme se rend témoignage à luimême du bien et du mal qu il fait. Conscience timorée. Conscience délicate. Conscience scrupuleuse. Conscience tendre. Bonne conscience.… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
conscience — Conscience. s. f. Lumiere interieure, sentiment interieur, par lequel l homme se rend tesmoignage à luy mesme du bien & du mal qu il fait. Conscience honorée conscience delicate. conscience scrupuleuse. conscience tendre. bonne conscience.… … Dictionnaire de l'Académie française
conscience — Conscience, Dire en sa conscience, Bona fide dicere. A ma conscience, Selon ce que je pense, Ex animi sententia. Homme de bonne conscience, Religiosus. Loyauté et bonne conscience, Religio et fides, B. Une exemplaire d une droite et bonne… … Thresor de la langue françoyse
Conscience — Con science, n. [F. conscience, fr. L. conscientia, fr. consciens, p. pr. of conscire to know, to be conscious; con + scire to know. See {Science}.] 1. Knowledge of one s own thoughts or actions; consciousness. [Obs.] [1913 Webster] The sweetest… … The Collaborative International Dictionary of English
conscience — con·science adj: exempting persons whose religious beliefs forbid compliance conscience laws, which allow physicians...to refuse to participate in abortions W. J. Curran Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996 … Law dictionary
CONSCIENCE (H.) — CONSCIENCE HENRI (1812 1883) Écrivain flamand. Épris de son pays, Conscience résolut d’écrire en une langue que la bourgeoisie francophone de l’époque considérait comme un patois destiné au vulgaire. Le romantisme nationaliste lui inspira Le Lion … Encyclopédie Universelle
conscience — early 13c., from O.Fr. conscience conscience, innermost thoughts, desires, intentions; feelings (12c.), from L. conscientia knowledge within oneself, sense of right, a moral sense, from conscientem (nom. consciens), prp. of conscire be (mutually) … Etymology dictionary
conscience — [kän′shəns] n. [OFr < L conscientia, consciousness, moral sense < prp. of conscire < com , with + scire, to know (see SCIENCE): replacing ME inwit, knowledge within] 1. a knowledge or sense of right and wrong, with an urge to do right;… … English World dictionary