-
1 compétence
compétence [kõpeetãs]〈v.〉1 bekwaamheid ⇒ deskundigheid, kennis van zaken♦voorbeelden:cela n'entre pas dans ses compétences • daarin is hij niet ter zake kundigf(en)1) bekwaamheid3) deskundige -
2 competence
n. kapaciteit, vermogen (hebben); in staat zijn (om)1 (vak)bekwaamheid ⇒ vaardigheid, (des)kundigheid♦voorbeelden: -
3 competence
bekwaamheidbevoegdheidvakbekwaamheid -
4 compétence professionnelle
compétence professionnelleDictionnaire français-néerlandais > compétence professionnelle
-
5 he lacks competence for that task
he lacks competence for that taskEnglish-Dutch dictionary > he lacks competence for that task
-
6 that's beyond the competence of this court
that's beyond the competence of this courtEnglish-Dutch dictionary > that's beyond the competence of this court
-
7 cela ne relève pas de ma compétence
cela ne relève pas de ma compétenceDictionnaire français-néerlandais > cela ne relève pas de ma compétence
-
8 cela sort de ma compétence
cela sort de ma compétenceDictionnaire français-néerlandais > cela sort de ma compétence
-
9 décliner la compétence d'un juge
décliner la compétence d'un jugeDictionnaire français-néerlandais > décliner la compétence d'un juge
-
10 lack of competence
gebrek aan bekwaamheid (afwezigheid van wettelijke volmacht) -
11 décliner
décliner [deeklienee]2 achteruitgaan ⇒ verzwakken, afnemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) ondergaan [zon]2) achteruitgaan, afnemen3) afwijken [magneet]4) afslaan, afwijzen5) verbuigen [woord] -
12 relever
relever [rəlvee]1 vallen (onder) (de bevoegdheid van, de verantwoordelijkheid van) ⇒ behoren (bij), deel uitmaken (van)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overeind, rechtop zetten ⇒ overeind helpen, weer optrekken 〈 van muur〉2 weer tot bloei brengen ⇒ er weer bovenop helpen, weer doen opleven3 doen opmerken ⇒ de aandacht vestigen op, ingaan op5 noteren ⇒ opnemen, opmeten8 (beter) doen uitkomen ⇒ verhogen, verlevendigen9 aflossen10 〈+ de〉ontslaan (van, uit) ⇒ ontzetten (uit), ontheffen (van)♦voorbeelden:relever le compteur • de meter opnemenrelever un terrain • een stuk land opmeten♦voorbeelden:v2) herstellen, genezen6) omhoog doen7) noteren8) verhogen9) pikant maken11) aflossen12) ontslaan (van), ontheffen (van) -
13 sortir
sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:au sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)♦voorbeelden:les canines sont en train de sortir • de hoektanden komen dooren sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈 informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezensortez! • eruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:cela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders♦voorbeelden:se sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]4) uitlaten [hond]6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren -
14 Kompetenz
См. также в других словарях:
compétence — [ kɔ̃petɑ̃s ] n. f. • 1468 « rapport »; lat. competentia 1 ♦ (1596) Dr. Aptitude reconnue légalement à une autorité publique de faire tel ou tel acte dans des conditions déterminées. ⇒ attribution, autorité, 2. pouvoir, qualité. Compétence d un… … Encyclopédie Universelle
Competence — Compétence Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sommaire 1 Droit 2 Ressource humaine 3 … Wikipédia en Français
compétence — COMPÉTENCE. s. f. Le droit qui rend un Juge compétent. On lui dispute la compétence. Faire juger la compétence. Cela n est pas de sa compétence. Il faut auparavant juger la compétence. f♛/b] On dit figurément d Un homme qui n est pas capable de… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
competence — Competence. s. f. Le droit qui rend un Juge competent. Il luy dispute la competence. j ay fait juger la competence. cela n est pas de sa competence. On dit fig. A un homme qui n est pas capable de juger d un ouvrage, d une matiere, &c. que Cela n … Dictionnaire de l'Académie française
Competence — may refer to: Competence (biology), the ability of a cell to take up DNA Competence (geology), the resistance of a rock against either erosion or deformation Competence (human resources), a standardized requirement for an individual to properly… … Wikipedia
competence — com·pe·tence / käm pə təns/ n: the quality or state of being competent: as a: possession of sufficient knowledge or skill b: legal authority, ability, or admissibility a court of general competence the competence of witnesses challenge the… … Law dictionary
Competence — Com pe*tence, Competency Com pe*ten*cy, n. [Cf. F. comp[ e]tence, from L. competentia agreement.] 1. The state of being competent; fitness; ability; adequacy; power. [1913 Webster] The loan demonstrates, in regard to instrumental resources, the… … The Collaborative International Dictionary of English
competence — competence, competency 1. Fowler (1926) remarked that ‘neither has any sense in which the other cannot be used’, and noted that the first form is gaining ground. This assertion remains generally valid, and in the meantime competence has won out… … Modern English usage
competence — (n.) 1590s, rivalry; c.1600 adequate supply; 1630s, sufficiency of means for living at ease, from Fr. compétence, from L. competentia meeting together, agreement, symmetry, from competens, prp. of competere (see COMPETE (Cf. compete)). Meaning… … Etymology dictionary
Competence — demonstrated personal attributes and demonstrated ability to apply knowledge and expertise (p. 3.14 ISO 19011:2002). Источник … Словарь-справочник терминов нормативно-технической документации
competence — [käm′pətən sēkäm′pə təns] n. [Fr compétence < L competentia, a meeting, agreement < competens, prp. of competere: see COMPETE] 1. sufficient means for one s needs 2. condition or quality of being competent; ability; fitness; specif., legal… … English World dictionary