-
1 поносить
vgener. affronteren, afgeven op (iets, iem.) (кого-л., в его отсутствие), beschimpen, blameren, kwaadspreken (кого-л.), schelden (op-êîãî-ô.), schimpen (op-êîãî-ô.), smaden, smalen, verguizen -
2 беречься
v1) gener. letten, oppassen, zich hoeden (voor-êîãî-ô.), zich in acht nemen voor (чего-л.), zich ontzien, zich wachten (voor-÷åãî-ô.)2) idiom. (чего-то) uitkijken -
3 бояться
v1) gener. bang, ontzien, schuwen, vrezen, bang zijn voor, benauwd zijn voor (чего-л.), beschroomd zijn, bevreesd zijn voor, duchten, een afschrik hebben (van-êîãî-ô., ÷åãî-ô.), in zijn rikketik zitten, schromen, tegen (iets) opzien (чего-л.), versagen, voogdijschap (iem.) vrezen (кого-л.), voor (iets) beducht zijn (чего-л.), vrees koesteren, vrezen voor (кого-л., чего-л.), zich bezwaard maken over (iets) (чего-л.), zijn hart vasthouden2) colloq. 'em knijpen, piepzak zitten -
4 брюзжать
v1) gener. bokken (over iets), grolien, grommen, knorren (op, tegen- íà êîãî-ô.; over -íà ÷òî-ô.), mieren, mopperen, morren2) colloq. foeteren -
5 быть на хорошем счету
vgener. bij (iem.) in een goed blaadje staan (у кого-л.), (у кого-л.) bij (iem.) in een goed boekje staan, goed aangeschreven staan, in de gunst staan (bij-ó êîãî-ô.)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > быть на хорошем счету
-
6 верить
vgener. geloven (aan iem., iem. geloope êîãî-ô., ÷åìó-ô.), vertrouwen, geloof schenken -
7 взыскать свой убытки
vgener. zijn verhaal nemen (op-ñ êîãî-ô.)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > взыскать свой убытки
-
8 дожидаться
vgener. afwachten, opwachten, verwachten, wachten (op-êîãî-ô.) -
9 донимать
v1) gener. judassen, koeioneren (кого-л.), negeren2) liter. aandringen (bij iem.-êîãî-ô.)3) rude.expr. pesten -
10 занять место
vgener. een plaats vrijhouden (voor-äôà êîãî-ô.), (чьё-л.) inspringen voor (iem.), post vatten -
11 искать
vgener. nazoeken, snuffelen, uitzien (naar-êîãî-ô., ÷òî-ô.), zoeken, ergens naar zoeken (чего-л.), naslaan, omzoeken (кругом) -
12 испугаться
v1) gener. schrikken (voor-÷åãî-ô.), opschrikken, verschrikken2) liter. terugdeinzen (voor-÷åãî-ô., êîãî-ô.) -
13 касаться
v1) gener. bijhoren, aangaan, aanstippen, gelden, raken, slaan (op- êîãî-ô., ÷åãî-ô.), aanbelangen, aandoen, aanroeren, belangen, betreffen, schampen2) garph.exp. te maken hebben met -
14 костылять
vgener. manken, slaan (êîãî) -
15 называть
vgener. benoemen, betitelen, heten, noemen, opnoemen, vernoemen (naar iem.-ïî èìåíè êîãî-ô.) -
16 накостылять
-
17 оплакивать
vgener. jammeren, beklagen, klagen, bejammeren, betreuren, treuren (êîãî-ô., от, over) -
18 останавливаться
-
19 под эгидой
prepos.gener. onder aegide van, onder de auspiciën (van-êîãî-ô.) -
20 поддержать
vgener. staan (achter iemand staan - ïîääåðæàòü êîãî-òî), (iem.) bijvallen (кого-л.)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Григ, Эдвард — В Википедии есть статьи о других людях с такой фамилией, см. Григ (значения). Эдвард Григ Edvard Hagerup Grieg … Википедия