-
101 Beardsley
n. Beardsley, familienaam; Aubrey Vincent Beardsley (1872-1898), Engelse illustrator die beroemd was om zijn opvallende originele zwart-en-wit en vaak depressieve en erotische illustraties en tekeningen (die zeer individueel en kenmerkend waren voor de Art Nouveau Style); stad in Minnesota (VS) -
102 CSS
trapsgewijze stijlregels (bevat aantal rangen van schrijfstijlen die te veranderen zijn door producent van kanaal en die veranderlijkheid van vorm mogelijk maken)CSS (Cascade Style Sheets) -
103 jazziness
n. Jazz-style; activiteit -
104 châtier
-
105 clause
clause [klooz]〈v.〉 〈 juridisch〉1 clausule ⇒ bepaling, beding♦voorbeelden:clause pénale • strafbepalingfclausule, bepaling, beding -
106 couleur
couleur [koelur]〈v.〉1 kleur♦voorbeelden:linge de couleur • bontgoedcouleur paille • strokleurigtélé couleur • kleurentelevisieavoir de belles couleurs • er gezond uitziencouleur composée • mengkleurvocabulaire plein de couleur • kleurrijke woordenschatlaver le blanc et la couleur • witgoed en bontgoed wassen〈 figuurlijk〉 prendre couleur • duidelijker worden, zich beter aftekenenreprendre des couleurs • weer kleur krijgen, bruin wordenfilm en couleurs • kleurenfilmstyle sans couleur • matte stijlsous de nouvelles couleurs • in een geheel nieuw, ander daglichtsans couleur • verfloos→ goûten faire voir à qn. de toutes les couleurs • iemand het leven zuur makenpasser par toutes les couleurs • afwisselend rood en bleek worden (van emotie)vous n'en verrez plus la couleur • die zie je nooit meer terug1. f1) kleur2) verf, kleurstof3) partij2. couleursf pl -
107 cursif
cursif [kuursief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden:style cursif • vlotte stijl¶ une (écriture) cursive • lopend schrift, schuin schrift= cursive; adj1) lopend, cursief, schuin2) snel, vluchtig, vlot -
108 évocateur
évocateur [eevokkaatur],évocatrice [eevokkaatries]1 suggestief ⇒ veelbetekenend, die voor de geest (terug)roept♦voorbeelden:= évocatrice; adjsuggestief, veelbetekenend -
109 fraîcheur
-
110 indirect
indirect [ẽdierekt]1 indirect ⇒ niet rechtstreeks, zijdelings♦voorbeelden:itinéraire indirect • omwegrenseignement indirect • bericht uit de derde handadjindirect, niet rechtstreeks -
111 légèreté
légèreté [leezĵertee]〈v.〉1 lichtheid ⇒ luchtigheid, lenigheid2 lichtvaardigheid ⇒ onnadenkendheid, onbezonnenheid♦voorbeelden:légèreté de style • vlotte stijlavec légèreté • licht, luchtig, lenigf1) lichtheid2) onbezonnenheid, wispelturigheid -
112 magnificence
-
113 majesté
-
114 noble
noble [nobl]1 edel ⇒ statig, nobel♦voorbeelden:style noble • verheven stijldécliner noblement une aumône • een aalmoes waardig afslaan2 un(e) noble • edelman, -vrouw, edele1. m/fedelman/-vrouw2. adj1) edel, nobel2) adellijk, van adel -
115 nu
nu [nuu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 naakt ⇒ bloot, kaal♦voorbeelden:pieds nus • blootsvoetsnue propriété • blote eigendomtête nue • blootshoofdstorse nu • ontbloot bovenlijfmettre à nu • blootleggenun nu • naakt(schilderij)un nu photographique • naaktfotonu comme la main, comme un ver • spiernaakt1. m 2. adjnaakt, bloot -
116 orner
orner (de) [ornee]〈 werkwoord〉1 (ver)sieren (met) ⇒ verfraaien (met), tooien (met), verlevendigen (met)♦voorbeelden:v(de) versieren (met) -
117 précis
précis [preesie]1 nauwkeurig ⇒ precies, juist♦voorbeelden:douleur sans localisation précise • pijn die niet precies is te lokaliserenau moment précis où • juist op het ogenblik datstyle précis • bondige stijlne penser à rien de précis • aan niets bepaalds denkenpas précisément • niet bepaald, juist nietune maladie, une indisposition plus précisément • een ziekte, een ongesteldheid eigenlijkun précis • overzichtc'est précisément pour cela • juist daaromadjnauwkeurig, precies -
118 sec
sec1 [sek]〈m.〉♦voorbeelden:rivière à sec • drooggevallen riviermettre un étang à sec • een vijver droogleggenmettre au sec • op een droge plaats leggen, hangen————————sec2 [sek],sèche [sesĵ]2 mager3 hard4 bars ⇒ bits, kort♦voorbeelden:mur de pierres sèches • stapelmuurn'avoir plus un poil de sec • sterk transpireren, nat van het zweet zijnstyle sec • dorre stijlmettre à sec • droogleggen3 un coup sec • een snelle, korte slagregarder d'un oeil sec • onbewogen (toe)kijkenrépondre d'un ton sec • kortaf antwoordenen cinq sec • in een handomdraai, 'n ommezien————————sec3 [sek]〈 bijwoord〉2 hard♦voorbeelden:2 conduire, démarrer sec • hard rijden, wegrijdenfrapper sec • hard slaanaussi sec • zonder aarzelen, meteen= sèche; adj1) droog, dor2) puur3) mager4) hard5) bits, vinnig -
119 télégraphique
télégraphique [teeleegraafiek]♦voorbeelden:adj -
120 vie
vie [vie]〈v.〉1 leven ⇒ bestaan, existentie6 leven(sgeschiedenis) ⇒ levensbeschrijving, biografie♦voorbeelden:1 aller, passer de vie à trépas • heengaan, overlijdenl'autre vie • het hiernamaalsy laisser la vie • er het leven bij inschietenlaisser la vie sauve à qn. • iemands leven sparenlaisser la vie au combat • sneuvelenredonner, rendre la vie à qn. • iemand (weer) doen herademensans vie • levenloos〈 spreekwoord〉 tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir • zolang er leven is, is er hoopà vie • levenslangà la vie et à la mort • voor het (hele) leven, voor eeuwigamis pour la vie • gezworen vriendenmener une vie de chanoine • een gemakkelijk leventje leidenmener la vie de château • een luizenleven leidenvie de, en communauté • gemeenschapsleven, communelevenmener une vie de forçat • zich doodwerkengenre, mode, style, train de vie • levenswijzeentrer dans la vie active • zijn intrede doen in het beroepslevenc'est la belle, bonne, grande vie • dat is het ware levenmener une double vie • een dubbelleven leidenfemme de mauvaise vie • vrouw van lichte zedenc'est la vie • zo is het leven (nu eenmaal)c'est sa vie • dat is zijn lust en zijn levenfaire sa vie • zijn eigen leven leidenfaire la vie • erop los levenil nous fait, nous mène la vie dure • hij maakt ons het leven zuurplein de vie • levendigmettre de la vie dans • leven brengen insans vie • levenloosf1) leven
См. также в других словарях:
STYLE — Sous l’égide de la linguistique, le style devient aujourd’hui l’objet d’une science: la stylistique veut être la science des registres de la langue, et elle s’efforce de définir le style comme concept opératoire. Mais le mot style a, dans l’usage … Encyclopédie Universelle
STYLE 1200 — La question du passage de l’art roman à l’art gothique s’est posée aux historiens depuis le deuxième quart du XIXe siècle, en France en particulier, lorsqu’on a cherché à définir le style gothique et à déterminer ses origines. Pour l’architecture … Encyclopédie Universelle
Style louis-philippe — Pour les articles homonymes, voir Louis Philippe. Le style Louis Philippe est un style de mobilier français en vogue sous le règne de Louis Philippe (1830 1848) qui influence aussi l architecture avec. C est un style bourgeois, partagé entre… … Wikipédia en Français
Style — may refer to:* Genre, a loose set of criteria for a category or composition * Design, the process of creating something * Format, various terms that refer to the style of different things * Human physical appearance * Fashion, a prevailing mode… … Wikipedia
Style transition — Pour les articles homonymes, voir Transition. Le style Transition est un style français de mobilier (dans un premier temps : il s est ensuite généralisé à d autres disciplines) qui fait la transition (d où son nom) entre la nouveauté et l… … Wikipédia en Français
STYLE 1925 — Le «style 1925» tire son nom de l’Exposition internationale des arts décoratifs et industriels modernes organisée à Paris en 1925. En France, il est souvent confondu avec ce qu’on appelle l’«Art déco», précisément en souvenir de cette exposition … Encyclopédie Universelle
Style International — Cet article fait partie de la série sur l Architecture moderne. École de Chicago Art nouveau Architecture futuriste Architecture constructiviste Mouvement moderne … Wikipédia en Français
Style neogothique — Style néogothique Gratte ciel Tribune Tower, à Chicago … Wikipédia en Français
Style néo-gothique — Style néogothique Gratte ciel Tribune Tower, à Chicago … Wikipédia en Français
style — [staɪl] noun [countable] 1. a way of doing something, designing something, or producing something, especially one that is typical of a particular time, place, or group of people: style of • the Japanese style of stock investment • 1980s style… … Financial and business terms
Style — Style, n. [OE. stile, F. style, Of. also stile, L. stilus a style or writing instrument, manner or writing, mode of expression; probably for stiglus, meaning, a pricking instrument, and akin to E. stick. See {Stick}, v. t., and cf. {Stiletto}.… … The Collaborative International Dictionary of English