Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

'ander'mal

  • 21 pas

    pas1 [paa]
    〈m.〉
    1 pas ⇒ schrede, (voet)stap, (voet)spoor
    2 tred ⇒ gang, loop
    3 pas ⇒ doorgang, engte, drempel
    ♦voorbeelden:
    1    〈 figuurlijk〉 un pas de clerc • een stommiteit, een flater
          faire les cent pas • ijsberen
          faire un faux pas • struikelen, uitglijden; 〈 figuurlijk〉 een misstap begaan
          salle des pas perdus, les pas perdus • grote hal
          〈 spreekwoord〉 il n'y a que le premier pas qui coûte • alle begin is moeilijk
          faire les premiers pas • leren lopen; 〈 figuurlijk〉 de eerste stap zetten
          allonger, presser le pas • sneller gaan lopen, 't tempo verhogen, zich haasten
          arriver sur les pas de qn. • vlak na iemand aankomen
          doubler le pas • zijn pas versnellen
          étalonner son pas • zijn passen afmeten
          marcher sur les pas de qn. • iemand (na)volgen
          marquer le pas • pas op de plaats maken
          mettre qn. au pas • iemand in het gareel laten lopen
          ne pas quitter qn. d'un pas • voortdurend achter iemand aan lopen
          retourner, revenir sur ses pas • op zijn schreden terugkeren, een andere koers inslaan
          à deux, quatre pas (d'ici) • vlakbij, (hier)naast
          à pas comptés • met afgemeten passen
          avancer à grands pas • grote vooruitgang boeken, met rasse schreden vooruit gaan
          à pas de loup • op de tenen (sluipend), heel zachtjes
          pas à pas • stapje voor stapje, voorzichtig aan
          il n'y a qu'un pas • het is vlakbij; 〈 ook〉 het scheelt niet veel
    2    pas de charge • stormpas
          cela ne se trouve pas dans, sous le pas d'un cheval • dat ligt niet voor 't oprapen, dat groeit iemand maar niet op de rug
          pas de l'oie • ganzenpas, paradepas
          〈 figuurlijk〉 aller du même pas • gelijke tred houden
          emboîter le pas à qn. • iemand op de voet volgen 〈 ook figuurlijk〉
          à pas de tortue • met een slakkengangetje
          à pas de velours • zachtjes sluipend
          au pas • in de pas, stapvoets
          au pas de course, au pas de gymnastique • in looppas
          se mettre au pas • zich schikken, zich aanpassen
          rouler au pas • stapvoets rijden
          de ce pas • direct, nu meteen, stante pede
    3    le pas de Calais • het Nauw van Calais
          pas de (la) porte • drempel
          être dans un mauvais pas • zich in een lastig parket bevinden
          tirer qn. d'un mauvais pas • iemand uit de puree helpen
          céder le pas à qn. • iemand laten voorgaan
          prendre le pas sur qn. • voor iemand uitlopen, iemand achter zich laten 〈 ook figuurlijk〉
          sauter, franchir le pas • de sprong wagen; sterven
    ¶    pas de porte • sleutelgeld
          pas de vis • spoed, schroefgang
    ————————
    pas2 [paa]
    〈 bijwoord〉
    1 niet ⇒ geen
    ♦voorbeelden:
    1    si c'est pas malheureux! • wat erg!, erg is dat!
          pas mal de • heel wat
          ne pas, ne … pas • niet
          pas plus que lui • evenmin als hij, niet meer dan hij
          pas du tout • helemaal niet
          ne pas de, ne … pas de 〈+ zelfstandig naamwoord〉 • geen
          pas un(e) • geen enkele, niemand
          comme pas un • als geen ander
          ce n'est pas que 〈+ aanvoegende wijs〉 • niet dat
          il ne sait pas parler • hij kan niet spreken
          il sait ne pas parler • hij weet z'n mond te houden
    1. m
    1) pas, voetstap
    2) tred, loop
    3) doorgang, engte, drempel
    2. adv
    niet, geen

    Dictionnaire français-néerlandais > pas

  • 22 prendre

    prendre [prãdr]
    1 dik, hard worden ⇒ bevriezen, stollen
    4 aangaan 〈 vuur〉
    5 lukken ⇒ aanslaan, succes hebben
    6 afslaan ⇒ richting, weg nemen
    ♦voorbeelden:
    4    le feu a pris à la maison • het huis is in brand gevlogen
    6    prendre à gauche, sur la gauche • links afslaan
          prendre à travers champs • dwars door de velden gaan
    ¶    prendre sur soi • zich beheersen
          prendre sur soi de • op zich nemen om te
    1 (mee)nemen ⇒ (af)pakken, grijpen ⇒ 〈 figuurlijk〉 (aan)pakken
    2 opvatten ⇒ opnemen, beschouwen
    3 vragen ⇒ kosten
    4 (aan)nemen ⇒ zich verschaffen, krijgen
    5 aannemen ⇒ veronderstellen 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉
    ♦voorbeelden:
    1    prendre de l'argent à la banque • geld van de bank halen
          prendre une femme de force • een vrouw verkrachten, aanranden
          ce tissu prend bien la teinture • deze stof kan gemakkelijk geverfd worden
          〈 informeel〉 ça te prend souvent? • heb je daar vaker last van?
          〈 informeel〉 qu'est-ce qui te prend? • wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal?
          〈 informeel〉 c'est autant de pris • dat is tenminste binnen
          c'est à prendre ou à laisser • graag of niet
          il y a à prendre et à laisser • niet alles klopt
          prendre une personne pour une autre • iemand voor iemand anders aanzien
          pour qui me prenez-vous? • waar ziet u me voor aan?
          prendre qn. pour un savant • iemand voor een geleerde houden
    2    à tout prendre • alles welbeschouwd
          le prendre de haut • het hoog opnemen
          prendre en bonne, en mauvaise part • goed, slecht opnemen
      →  temps 
    3    il prend cher • hij vraagt veel
    5    prenons une famille de 4 personnes • laten we uitgaan van een gezin van 4 personen
    ¶    l'envie me prend de • ik krijg zin om
          〈 vulgair〉 ça l'a pris comme une envie de pisser • dat kwam plotseling bij hem op
          〈 spreekwoord〉 tel est pris qui croyait prendre • die een kuil graaft voor een ander valt er zelf in
          on ne m'y prendra plus! • dat zal me niet meer overkomen!
          je vous y prends • nu heb ik je (betrapt)
          bien lui a pris de • hij heeft er goed aan gedaan te
    2 genomen, gepakt worden
    ♦voorbeelden:
    5    sa robe s'est prise dans les ronces • ze is met haar jurk in de struiken blijven vastzitten
    ¶    s'en prendre à qn. • iemand verantwoordelijk stellen
          s'y prendre bien, mal • het goed, slecht aanpakken, aanleggen
          〈 formeel〉 se prendre à • (plotseling) beginnen te
          se prendre d' amitié pour • vriendschap opvatten voor
          pour qui te prends-tu? • wie denk je wel dat je bent?
    1. v
    1) bevriezen, stollen
    4) aangaan [vuur]
    7) (mee)nemen, grijpen
    2. se prendre
    v

    Dictionnaire français-néerlandais > prendre

  • 23 kant

    1 [algemeen] côté 〈m.〉
    2 [weefsel] dentelle 〈v.〉
    3 [rand, zijkant; oever] bord 〈m.〉
    4 [m.b.t. bladzijde] marge 〈v.〉
    5 [richting] direction 〈v.〉
    ♦voorbeelden:
    1   de zes kanten van een dobbelsteen • les six faces d'un dé
         aan de andere kant van de rivier • de l'autre côté de la rivière
         aan de andere kant van de stad • à l'autre bout de la ville
         de goede kant van een stof • l'endroit d'un tissu
         zich van zijn goede, ongunstige kant laten zien • se montrer à son avantage, désavantage
         het leven van de goede kant opnemen • prendre la vie du bon côté
         een goede kant hebben • avoir du bon
         op zijn rechter kant slapen • dormir sur le côté droit
         de scherpe kanten van iets afnemen • enlever les arêtes de qc.; 〈 figuurlijk〉 arrondir les angles
         iemands sterke kanten • les (points) forts de qn.
         〈 figuurlijk〉 aan de veilige kant blijven • garder une marge de sécurité
         de verkeerde kant van een stof • l'envers d'un tissu
         〈 figuurlijk, schertsend〉 aan de verkeerde kant van de vijftig zijn • être du mauvais côté de la cinquantaine
         alles van de zonnige kant bekijken • voir tout en rose
         iemand aan zijn kant krijgen • mettre qn. de son côté
         〈 figuurlijk〉 een zaak aan alle kanten bekijken • examiner une affaire sous tous ses aspects
         aan deze kant van de rivier • de ce côté-ci de la rivière
         aan de ene kant …, aan de andere kant • d'un côté …, de l'autre (côté)
         aan de andere kant • d'autre part
         aan iemands kant staan • être du côté de qn.
         het recht aan zijn kant hebben • avoir le droit pour soi
         aan de kant zitten waar de klappen vallen • être du côté où pleuvent les coups
         hij is aan één kant doof • il est sourd d'un côté
         van uw kant • de votre côté
         〈 figuurlijk〉 er zitten meer kanten aan die zaak • cette affaire comporte d'autres facettes
    2   iets met kant afzetten • border qc. de dentelle
    3   dat raakt kant noch wal • cela n'a ni rime ni raison
         aan de kant van de weg staan • être au bord de la route
         aan de kant! • du large!
         de ene kant tegen de ander • bord à bord
    5   de verkeerde kant opgaan • se tromper de chemin; 〈 figuurlijk〉 tourner mal
         〈 figuurlijk〉 je kunt met mij alle kanten op • on peut toujours s'arranger avec moi
         〈 figuurlijk〉 we kunnen nog alle kanten op • on peut encore faire ce qu'on veut
         deze kant op, alstublieft • par ici, s'il vous plaît
         we komen binnenkort jullie kant op • nous passerons bientôt du côté de chez vous
         welke kant ga jij op? • de quel côté vas-tu?
         〈 figuurlijk〉 ik weet niet welke kant dit opgaat • je ne sais quelle tournure cela va prendre
         moet jij ook die kant uit? • tu vas aussi de ce côté-là?
         naar alle kanten • dans tous les azimuts
         dat is de kant van Haarlem op • c'est du côté de Haarlem
         van alle kanten • de toutes parts
         dat hoor je van alle kanten • on entend dire cela de tous côtés
         geen kant meer op kunnen • être coincé
    ¶   hij is aan de kleine kant • il est plutôt petit
         aan de late kant • sur le tard
         van de verkeerde kant zijn • en être
         wij van onze kant • quant à nous
         zet je zorgen aan de kant • oublie tes soucis
         〈 figuurlijk〉 een zaak aan de kant doen • vendre une affaire
         iets aan kant maken • ranger qc.
         dat kan ik niet over mijn kant laten gaan • je ne peux pas accepter cela
         iets over zijn kant laten gaan • laisser glisser qc.
         zich van kant maken • se suicider
         iemand van kant maken • liquider qn.
         dat klopt van geen kanten • ça n'a ni queue ni tête
         dat deugt van geen kant • ça ne vaut pas un pet (de lapin)
    → link=dubbeltje dubbeltje

    Deens-Russisch woordenboek > kant

  • 24 einig-

    einig-
    1 〈 enkelvoud〉 enig ⇒ een beetje, wat
    2 〈 meervoud〉enige, enkele
    ♦voorbeelden:
    1    einiges bemerken • het een en ander opmerken
    2    einige Mal(e) • enige malen
          einige hundert, Hundert • (a) een paar honderd; 〈 (b) informeel〉 ruim honderd
          einige wenige • een paar (mensen)

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einig-

  • 25 haben

    haben
    I    〈 overgankelijk werkwoord〉
    2 〈+ zu + infinitief〉 dienen ⇒ hebben, moeten
    ♦voorbeelden:
    1    〈 formeel〉 haben Sie Dank! • dank u wel!
          kann ich das Handtuch mal haben? • mag ik de handdoek even?
          zu haben sein • te krijgen zijn
          〈 informeel〉 sie ist noch zu haben • zij is nog vrij
          für eine Sache zu haben sein • voor iets te vinden zijn
          〈informeel; schertsend〉 wir habens ja! • we kunnen het immers betalen!
          da haben wirs! • daar heb je het nou!
          〈 informeel〉 dich hats wohl! • ben jij een haartje betoeterd!
          〈 informeel〉 das werden wir gleich haben! • (a) daar zullen we eens meteen voor zorgen!; (b) daar zullen we eens gauw een einde aan maken!
          er hat das so an sich • zo is hij nou eenmaal
          das hat nichts auf sich • dat heeft niets te betekenen
          nichts davon haben • er niets aan hebben
          das hat viel für sich • daar valt veel voor te zeggen
          das hat es (so) in sich • dat is lang niet gemakkelijk
          〈 informeel〉 es mit einer Sache haben • gek zijn op iets
          du hast noch einiges vor dir! • er staat je nog wat te wachten!
    2    du hast zu schweigen! • jij moet zwijgen!
          ich habe noch zu tun • ik heb nog het een en ander te doen
    ¶    〈 informeel〉 haste, was kannste • halsoverkop
    ♦voorbeelden:
    1    hab dich nicht so! • stel je niet zo aan!
    ¶    es hat sich! • (a) dat was het dan!; (b) en nou is het afgelopen!
          die Sache hat sich • daarmee is het zaakje rond
          〈 informeel〉 hat sich was! • geen sprake van!
    III   〈 hulpwerkwoord〉
    ♦voorbeelden:
    1    er will ihn gesehen haben • hij beweert hem gezien te hebben

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > haben

  • 26 immer

    immer
    ♦voorbeelden:
    1    der immer währende Kalender • de eeuwigdurende kalender
          immer während reden • onafgebroken, onophoudelijk praten
          〈 informeel〉 immer ich! • ik ben altijd het haasje!
          〈 informeel〉 immer mal • af en toe
          eins ist immer schöner als das andere • het een is nog mooier dan het ander
          immer zwei auf einmal • met twee tegelijk
          auf immer • voor altijd
          〈 informeel〉 immer und ewig • eeuwig en altijd
          immer und immer • steeds maar weer
          wie immer • zoals altijd
    2    was immer er sagen mag • wat hij ook mag zeggen
          wie immer es dir gehen mag • hoe het je ook gaat
    3    was treibst du denn immer? • wat voer jij eigenlijk uit?
          immer langsam (voran)! • kalm aan maar!
          so schnell er immer konnte • zo snel hij maar (enigszins) kon
          nur immer zu! • en nu aan het werk!
          〈 informeel〉 immer zu! • erop af!

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > immer

  • 27 wollen

    wollen1
    1 wollen, van wol
    ————————
    wollen2
    〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉
    3 gelieven, moeten
    4 beweren, willen
    ♦voorbeelden:
    1    seine Ruhe wollen • rust willen
          〈 informeel〉 da ist nichts zu wollen • daar valt niets aan te doen
          der Junge will (und will) nicht hören • die jongen wil (maar) niet luisteren
          das ist alles so gewollt • dat is allemaal zo gekunsteld, gemaakt
          dem sei, wie ihm wolle • hoe het ook zij
          das wolle Gott verhüten • dat verhoede, kere God!
          was will der dir schon? • wat zou hij nou tegen jou kunnen ondernemen?
          er sei, wer er wolle • wie of wat hij ook is
          wie Sie wollen! • zoals u wilt!
          〈 spreekwoord〉 was du nicht willst, das man dir tu, das füg auch keinem andern zu • wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet
    2    wir wollen jetzt mal gehen • we zullen maar eens opstappen
    3    Sie wollen sich bitte beim Direktor melden • u dient, gelieve zich bij de directeur te melden
    4    er will gesehen haben, wie … • hij beweert gezien te hebben hoe …
    5    die Hunde wollen ihre Pflege • de honden moeten verzorgd worden

    Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > wollen

  • 28 Употребление неопределённого артикля

    Неопределённый артикль ein, eine исторически развился из неопределённого местоимения, которое, в свою очередь, восходит к числительному „один“. Он стоит перед существительным в единственном числе, которое обозначает один из нескольких имеющихся предметов, и этот предмет в данной ситуации невозможно однозначно определить (идентифицировать). Неопределённый артикль употребляется:
    1. Если существительное упоминается впервые и о нём отсутствует всякая информация:
    Dort steht eine Frau. Ich kenne sie nicht. - Там стоит (какая-то) женщина. Я не знаю её.
    Ein Mann betrat das Zimmer. Ich sah ihn zum ersten Mal. - (Какой-то) мужчина вошёл в комнату. Я впервые видел его.
    2. Если говорящий имеет в виду один из множества одинаковых предметов, всё равно какой (= irgendein(e):
    Gib mir bitte eine (= irgendeine) Zeitung, damit keine Farbe auf den Boden tropft. - Дай мне (какую-нибудь) газету, для того чтобы краска на пол не капала.
    3. Если говорящий (пока (что)) отказывается идентифицировать предмет или (ещё) сам не может идентифицировать его:
    Ein Mann hat nach dir gefragt. Ich weiß aber nicht, wer er war und was er wollte. - (Какой-то) человек спрашивал тебя. Я не знаю, кто это был и чего он хотел.
    Ich will ein Handy kaufen. - Я хочу купить мобильный телефон.
    4. Если говорящий для себя определил или может определить предмет, но (пока) не хочет, считает ненужным или неуместным определять его для собеседника. В этом случае замена артикля на irgendein(e) невозможна, а замена на dieser/jener, jeder, mein исключена:
    Ich habe auch ein Handy. - У меня также есть мобильный телефон.
    In Leipzig habe ich einen Bekannten. - В Лейпциге у меня есть знакомый. - Ich erwarte einen Anruf. - Я жду телефонного звонка.
    5. Если говорящий не знает, имеется ли вообще в данной коммуникативной ситуации предмет, который ему нужен. Артикль можно заменить на irgendein(e):
    Ist unter Ihnen ein Arzt? - Есть ли среди вас врач?
    Ich habe lange nach einem deutsch-chinesischen Wörterbuch gesucht, aber ich habe keins gefunden. - Я долго искал (какой-нибудь) немецко-китайский словарь, однако никакого не нашёл.
    Wo ist hier ein Telefon? - Где здесь есть телефон?
    Если речь идёт о нескольких предметах из множества одинаковых, то употребляется нулевой артикль. Его можно заменить на  einige, mehrere, etliche:
    Sind unter Ihnen Ärzte? - Есть ли среди вас врачи?
    Junge Leute haben nach Ihnen gefragt. - Вас спрашивали (какие-то) молодые люди.
    6. Если существительное, обозначающее в определённой ситуации единственный в своём роде предмет, в данной ситуации таковым не является или употребляется в качестве имени нарицательного (ср. 1.1.3(1), п. 3, с. 6):
    Kannst du eine Sonne malen? - Ты можешь нарисовать солнце?
    In Leipzig gibt es auch eine Talstraße. - В Лейпциге также есть Тальштрассе.
    In Nowgorod gibt es auch einen Kreml. - В Новгороде также есть Кремль.
    Bei uns arbeitet auch eine Uta Schneider. - У нас тоже работает Ута Шнайдер.
    Но: Mit dieser Kamera kann man sogar die Sonne fotografieren. - Этим фотоаппаратом можно фотографировать даже солнце.
    7. Если невозможно однозначно идентифицировать предмет исходя из его отношения к другому предмету:
    Но: Auf dem Boden lag der Schutzumschlag eines Buches. - На полу лежала обложка книги (так как обложка, как правило, одна).
    8. Если в коммуникативной или иной ситуации один предмет или событие по отношению к другому предмету или событию нельзя идентифицировать по времени и месту:
    Kannst du dir einen Morgen in einem abgelegenen Dorf vorstellen? - Можешь представить себе (какое-то) утро в (какой-то) отдалённой деревне?
    Но: Der Unfall ereignete sich am Sonntagabend in der Stadtmitte/im Stadtzentrum. - Авария произошла в воскресенье вечером в центре города (конкретного города).
    9. Если определение, выраженное порядковым числительным (см. 1.1.3(1), п. 21, Примечание, п. 1, с. 12), инфинитивной группой или определительным придаточным предложением однозначно не идентифицирует предмет:
    Peter hat beim Sportfest einen zweiten Platz belegt. - Петер на спортивном празднике занял 2-е место (вторых мест было несколько).
    Er hatte plötzlich eine Idee, die ihm niemand zugetraut hätte. - У него вдруг появилась идея, которую от него никто не ожидал.
    Но: Peter hat beim 100-Meter-Lauf den zweiten Platz belegt. - Петер занял второе место в беге на 100 метров.
    Er hatte plötzlich die Idee, ins Kino zu gehen. - Вдруг у него возникла идея сходить в кино.
    10. В конструкциях с so ein, ein solcher, solch ein:
    Er hat auch so ein / ein solches/solch ein Buch. - И у него есть такая же книга.
    11. В восклицаниях без сказуемого, как правило, в конструкциях с so ein, was für ein:
    So ein Pech! - Такая неудача!
    Was für ein Pech! - Какая неудача!
    So eine Enttäuschung! - Такое разочарование!
    So ein Dummkopf! - Такой болван!
    12. В похожих восклицаниях, когда в предложении есть сказуемое:
    Das war eine Enttäuschung! - Вот это было разочарование! / Какое это было разочарование!
    Dort herrschte ein Betrieb! - Какое там царило оживление!
    Habe ich einen Durst! - Как хочется пить!
    13. Перед существительным в единственном числе, обозначающим класс предметов, в который включается какой-либо отдельный предмет или целый тип предметов:
    • если в генерализирующем высказывании (ср. п. 37, с. 17) что-либо классифицируется:
    Die Katze ist ein (Haus)tier. - Кошка – это (домашнее) животное.
    • если какой-либо реальный предмет включается в какой-либо класс предметов (можно поставить вопрос: „Was ist das?“):
    Das ist ein Stuhl. - Это стул.
    Das ist ein Buch. - Это книга.
    Dieses Wort ist ein Adjektiv. - Это слово является прилагательным.
    Das Wort „Tisch“ ist ein Substantiv. - Слово „стол“ является существительным.
    Но: Das ist das Badezimmer. - Это ванная комната (например, моя …).
    Также, как правило, в вопросе „Was ist ein (eine)…?“:
    Was ist eine Tiefgarage? - Что такое подземный гараж?
    В ответе на этот вопрос также предпочитается неопределённый артикль:
    Eine Tiefgarage ist eine Garage unter der Erde. - Подземный гараж – это гараж под землёй.
    • если названия лиц используются для квалификации:
    Andreas ist noch ein Kind. - Андреас ещё ребёнок.
    В частности неопределённый артикль стоит перед названиями лиц:
    - если они имеют при себе характеризующее определение:
    Er ist ein guter Lehrer. - Он хороший учитель.
    Но: Er ist Lehrer. - Он учитель (по профессии).
    Er ist ein guter Sportler (Lehrer). - Он хороший спортсмен (учитель).
    Es ist eine schöne Blume. - Это прекрасный цветок.
    Klaus ist ein wahrer/richtiger Freund. - Клаус – настоящий друг.
    - если название профессии употребляется в переносном значении:
    Er ist ein (richtiger) Schauspieler. - Он (настоящий) актёр.
    Но: Er ist (von Beruf) Schauspieler! - Он (по профессии) актёр.
    - если они (названия лиц) содержат в своём лексическом значении характеризующий или оценивающий компонент:
    Er ist für mich ein Vorbild. - Он для меня является примером.
    Du bist ein Lügner ( ein Dummkopf, ein Idiot). - Ты глун (дурак/болван, идиот).
    Sie nannte ihn einen Schurken. - Она назвала его негодяем/мошенником.
    Sein Benehmen war eine Schande. - Его поведение было позором.
    Erika ist noch ein Kind. - Эрика – ещё ребёнок.
    14. В сравнениях с wie и für:
    Sie spricht wie eine Deutsche. - Она говорит, как немка.
    Im Haus war es dunkel wie in einem Keller. - В домее было темно, как в подвале.
    Sie benimmt sich wie eine Xanthippe. - Она ведёт себя, как Ксантиппа/ сварливая жена (разг. – жена Сократа).
    Für einen Ausländer spricht er sehr gut Deutsch. - Для иностранца он очень хорошо говорит по-немецки.
    15. После haben иметь (ср. 1.1.3(3), п. 21, с. 36 – 37), brauchen нуждаться (ср. п. 22, с. 37), es gibt имеется перед существительным, о котором отсутствует информация:
    Er hat einen Sohn (Neffen, Freund). - У него есть сын (племянник, друг).
    Wir brauchen einen Stuhl. - Нам нужен стул.
    Es gibt einen Tisch. - Имеется стол.
    16. После bekommen получать, sich wünschen желать себе, suchen in искать в, если    невозможно однозначно идентифицировать существительное:
    Er bekam einen ausgezeichneten Lehrer. - Ему достался отличный учитель.
    Er wünscht sich immer eine Zigarette. - У него постоянное желание курить.
    Er sucht in ihr eine Hilfe. - Он ждёт от неё помощи.
    17. Если прилагательное не имеет чёткого идентифицирующего лексического значения. Неопределённый артикль употребляется чаще перед следующими прилагательными:
    änlich подобный, beliebig любой, bestimmt (= gewiss) определённый, некоторый, genügend достаточный, ander другой, иной, weiter дальнейший:
    Ich hatte einen ähnlichen Gedanken wie du. - У меня была подобная мысль, как у тебя.
    18. Если существительное имеет определение, благодаря которому оно рассматривается как представитель каково-либо класса (категории); если нет определения, то употребляется определённый или нулевой артикль:
    Er führt ein angenehmes Leben. - Он ведёт приятный образ жизни.
    – Das Leben ist angenehm. – Жизнь приятна.
    Wir haben eine gute Schulleitung. - У нас хорошая дирекция школы.
    – Ein Besucher fragte nach dem Zimmer der Schulleitung. – Посетитель спросил, где находится кабинет директора.
    Er trägt eine größere Verantwortung als bisher. - Он несёт сейчас бóльшую ответственность, чем раньше.
    – Er ist gewohnt, Verantwortung zu tragen. – Он привык нести ответственность.
    19. При обобщении перед существительным в единственном числе, когда оно обозначает один предмет из множества одинаковых предметов и характеризует всё это множество:
    • в случае экземплярной генерализации (см. 1.1.3(1), п. 36, с. 17):
    Ein Kind kann das doch nicht begreifen. - Ребёнку этого не понять.
    Ein Sonnenuntergang am Meer ist ein großes Erlebnis. - Закат солнца на море – впечатляющее зрелище.
    So kann nur ein Bär brummen. - Так рычать может только медведь.
    Ein Haus kostet hier viel Geld. - Дом стóит здесь много денег.
    • если выражается обобщенное значение в случае типизирующей/эффективно-дистрибутивной генерализации, то возможен определённый артикль:
    Der Student muss fleißig sein. - Студент должен быть прилежным.
    20. Если существительное выражает обобщенное значение, чаще всего стереотипное, по поводу неправильного поведения:
    Ein Mädchen kaut nicht an den Finger-nägeln! - Девушка ведь не грызёт ногти!
    Ein Mann weint nicht! - Мужчина не плачет!
    Ein Vater muss auch streng sein können. - Отец должен уметь быть и строгим.
    Ein Feuerzeug ist nichts für Kinder. - Зажигалка – это не для детей.
    21. Перед названием группы людей, представителя какого-нибудь народа, животных, предметов, о которых выражается обобщенное (стереотипное и часто неверное) мнение:
    Eine Frau fährt schlechter Auto als ein Mann. - Женщина водит машину хуже мужчины.
    Einem Zigeuner liegt die Musik im Blut. - У цыгана музыка в крови.
    Ein Tier ist eben dumm. - Животное – глупое существо.
    22. Перед именами собственными писателей, художников, музыкантов и т.д., обозначающими их произведения, если нет однозначной идентификации:
    Dieses Bild ist ein Rembrandt ( ein Picasso). - Это – Рембрандт (Пикассо).
    In der Galerie ist auch ein echter Rubens zu sehen. - В галерее можно увидеть подлинную картину/подлинные картины Рубенса.
    Jetzt spielt das Orchester einen Mozart. - Сейчас оркестр исполняет Моцарта.
    Но: Er betrachtete lange den Raffael. - Он долго рассматривал (картину) Рафаэля.
    Sie liest den Ovid. - Он читал (римского поэта) Овидия.
    23. Перед именами собственными, которые употребляются в переносном смысле как имена нарицательные и обозначают категорию, разряд, вид и т.д.:
    Dieser Wagen ist ein Diesel. - Этот автомобиль – дизель.
    Das ist ein Duden. - Это „Дуден“.
    Также перед именами, которые обозначают марку (в том числе и торговую) (ср. 1.1.3(1), п. 29, с. 15), если отсутствует однозначная идентификация:
    Ich habe einen neuen Duden gekauft. - Я купил новый „Дуден“.
    24. Перед именами собственными, если говорящий показывает свою неосведомлённость:
    Jemand hat nach einer Uta Otto gefragt. - Кто-то спрашивал (какую-то) Уту Отто.
    Arbeitet bei Ihnen auch ein (gewisser) Klaus Fehlinger? - У вас тоже работает некий (некто) Клаус Фелингер?
    Ich soll mich an einen Dr. Mähl wenden. - Мне надо обратиться к (какому-то) доктору Мель.
    25. Если название профессии употребляется в переносном значении в классифицирующих предложениях (ср. 1.1.3(3), п. 2, с. 28):
    Er ist ein (richtiger) Schauspieler. - Он прямо-таки (настоящий) актёр.
    Du bist ja ein Künstler! - Да ты просто мастер (своего дела)!
    Но: Er ist (von Beruf) Künstler! - Он (по профессии) художник.
    26. В конструкции haben + существительное в аккузативе (Breite ширина, Fläche площадь, Gewicht вес, Größe величина, Höhe высота, Tiefe глубина, Umfang объём, Preis цена, Wert стоимость )  + von + количественное числительное + единица измерения:
    Der Berg hat eine Höhe von 1240 Metern. - Гора имеет высоту 1240 метров.
    Der Fluss hat eine Tiefe von 15 Metern. - Река имеет глубину 15 метров.
    а) Если в такой конструкции перед существительным имеется дополнение в виде прилагательного, обозначающего высокую степень качества, употребляется определённый артикль:
    Der Kirchturm hat die beachtliche Höhe von 100 Metern. - Колокольня имеет (довольно) большую высоту, равную 100 метрам.
    б) Если величина даётся не в цифрах, то употребляется определённый артикль:
    Das Schiff hat die Höhe eines mehrstöckigen Gebäudes. - Судно имеет высоту многоэтажного здания.
    Klaus hat die Größe seines älteren Bruders erreicht. - Клаус стал такого же роста, как и его старший брат.
    в) С другими глаголами возможен и определённый артикль:
    Der Berg erreicht eine/die Höhe von 1240 Metern. - Гора достигает высоты 1240 метров.
    Er bezahlt dafür einen/den Preis von 9 Euro. - Он платит за это цену в 9 евро.
    Er spendete eine/die Summe von 200 Euro. - Он пожертвовал сумму в 200 евро.
    27. Если после существительного стоит придаточное определительное предложение, то неопределённый артикль придает слову значение неопределённости (его можно заменить на so ein, ein solcher, ein derartiger такой, такого рода):
    Heute ist ein Tag, auf den ich mich schon lange gefreut habe. - Сегодня (такой) день, которого я давно уже с радостью ждал.
    Das war ein Abend, wie sie sich ihn schon lange gewünscht hatte. - Это был (такой) вечер, о котором она уже давно мечтала.
    Er ist ein Mensch, der besonnen handelt. - Он (такой) человек, который поступает осмотрительно/осторожно.
    Ich möchte einen Wein, der nicht so süß ist. - Я хотел бы (такое) вино, которое не было бы таким сладким.
    Определённый артикль конкретизирует существительное:
    Heute ist der Tag, auf den ich mich schon lange gefreut habe. - Сегодня настал (тот) день, которого я давно уже с радостью ждал.
    Das war der Abend, an dem sie ihn kennen gelernt hatte. - Это был (тот) вечер, когда она познакомилась с ним.
    28. В ряде сочетаний функционального глагола с существительным (Funktionsverbgefüge = FVG) (см. 2.11.8). При этом существительное, входящее в это сочетание, может:
    • стоять в аккузативе или дативе без определения (см. 2.11.8, с. 205 - 209):
    ein Ende machen / setzen - покончить с чем-либо
    • стоять в аккузативе с определением, при этом этим определением может быть:
    - предложное дополнение (см. 2.11.8, с. 205 - 209):
    eine Vorliebe für etwas haben - иметь пристрастие к кому-либо, чему-либо
    - прилагательное, однозначно не идентифицирующее существительное:
    - придаточное определительное предложение, которое не идентифицирует однозначно существительное:
    einen Ausgang nehmen, den niemand erwartet hat - иметь окончание, которого никто не ожидал
    Многие существительные в сочетаниях с функциональными глаголами (FVG) могут:
    * употребляться с определённым, неопределённым или нулевым артиклем. При этом необходимо запоминать, в каком случае употребляется тот или иной артикль;
    * в некоторых случаях иметь варианты: неопределённый или нулевой артикль:
    Необходимо помнить, что чаще всего в сочетаниях (FVG) неопределённый артикль перед существительным не может быть заменён каким-либо словом.
    29. В некоторых фразеологических выражениях:
    • перед существительным, которое как единственный предмет из всей группы предметов характеризует всю эту группу (экземплярная генерализация):
    einen Besen fressen - провалиться на этом месте, если …
    einen Bock schießen - оплошать, дать маху (разг.)
    • часто при сравнении с wie:
    • перед существительным, которое обозначает (любой) отдельный предмет, который нельзя однозначно идентифицировать:
    1. В редких случаях во фразеологизмах может употребляться неопределённый и определённый артикль:
    in eine /(реже) die Sackgasse geraten - попасть/зайти в тупик
    2. Фразеологизмы – это сочетания слов, которые уже существуют в языке и используются как готовый материал. Это касается и употребления артикля. Артикль во фразеологизмах твёрдо лексикализирован. В подобных нефразеологических конструкциях может употребляться другой артикль или вообще отсутствовать, поэтому артикль должен запоминаться вместе с фразеологизмом.
    30. В некоторых пословицах и поговорках:
    • в случаях экземплярной генерализации:
    Einen alten Baum verpflanzt man nicht. - Старое дерево нельзя пересаживать. (Эта пословица поучает, что старого человека не следует вырывать из привычной ему обстановки.)
    Ein froher Gast ist niemand Last. - Желанный гость – никому не обуза.
    Aus einer Gans wird kein Adler. - Рождённый ползать летать не может.
    • перед существительным, обозначающим (любой) отдельный предмет, который нельзя однозначно идентифицировать:
    Es hat noch kein Spiegel einer Frau gesagt, dass sie hässlich ist. - Ещё ни одно зеркало не сказало женщине, что она некрасива (букв.).
    Wer den Teufel zum Freund haben will, der zündet ihm ein Licht an. - Кто хочет взять чёрта/дьявола в друзья, тот зажигает ему свет (букв.).

    Грамматика немецкого языка по новым правилам орфографии и пунктуации > Употребление неопределённого артикля

Страницы
  • 1
  • 2

См. также в других словарях:

  • Mal — 1. Das erste mal ist s geschenkt. Was das erstemal nicht geht, gelingt zum andern. Dän.: Vil det ei engang, saa vil det en anden gang. (Prov. dan., 144.) 2. Zum dritten mal gilt alles. (Köthen.) *3. Dat is blot t îrschte moal, söä de Schuoster,… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • ander — ander: Das gemeingerm. Für und Zahlwort mhd., ahd. ander, got. anÞar, engl. other, aisl. annar beruht mit verwandten Wörtern in anderen idg. Sprachen auf einer alten Komparativbildung, und zwar entweder zu der idg. Demonstrativpartikel *an »dort« …   Das Herkunftswörterbuch

  • ander... — an|der… [ andər…] <Indefinitpronomen und unbestimmtes Zahlwort>: 1. a) der Zweite, Weitere; nicht diese Person oder Sache, sondern eine davon verschiedene: der eine kommt, der and[e]re geht; alles and[e]re (Übrige) später. b) der nächste,… …   Universal-Lexikon

  • ander… — ạn|der… <Indefinitpron. u. unbest. Zahlw.> [mhd., ahd. ander, alte Komparativbildung]: 1. a) gibt an, dass ein Wesen oder Ding nicht identisch ist mit dem, dem es gegenübergestellt wird (bei zwei Wesen oder Dingen; nähert sich der… …   Universal-Lexikon

  • Mal — • 1Mal das; [e]s, e I. Groß und Getrenntschreibung als Substantiv: – das erste, zweite usw. Mal; das and[e]re, einzige, letzte, nächste, vorige usw. Mal; das eine Mal – ein erstes usw. Mal; ein and[e]res, einziges, letztes Mal; ein Mal über das… …   Die deutsche Rechtschreibung

  • Alfred Ander — Johan Alfred Andersson Ander (* 7. Oktober 1873 in Ljusterö; † 23. November 1910 in Stockholm) war der letzte Mensch, der in Schweden hingerichtet wurde. Inhaltsverzeichnis 1 Leben …   Deutsch Wikipedia

  • Gut (Adj.) — 1. Ai, wor gât äss de Rât. – Schuster, 596b. Ei, wie gut ist die Ruth . 2. All gôd mit, see de Maid, dô kreg se n Snîder. (Ostfries.) – Hoefer, 709; Havukalender, III; Eichwald, 1252; Bueren, 35. 3. Allamân gud, man ham sallaw dâch bâst. (Amrum.) …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Esel — 1. Als dem Esel zu wohl war, fiel er und brach ein Bein. 2. Als der Esel auss Hunger seinem Treiber Stro auss den Schuhen gezupfft vnnd gefressen, machtens Wolff vnnd Fuchs zur Todtsünd vnnd frassen den Esel. – Lehmann, 741, 43. 3. Alte Esel will …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Gerathen — 1. Das geräht offt aufs allerärgste, was einer am bessten aussgesunnen hat. – Henisch, 1506, 17. Lat.: Saepe pessime cadunt optime cogitata. (Henisch, 1506, 18.) 2. Die gerathen seynd die besten. – Gruter, III, 21; Lehmann, II, 84, 155. 3. Einer… …   Deutsches Sprichwörter-Lexikon

  • Den (König) — Namen von Den Elfenbeinplakette des Den (MacGregor Plakette); Bri …   Deutsch Wikipedia

  • Gallettiana — Johann Georg August Galletti Johann Georg August Galletti (* 19. August 1750 in Altenburg; † 16. März 1828 in Gotha) war ein deutscher Historiker und Geograph, Verfasser zahlreicher zeitgenössisch bedeutsamer Historien und Lehrbücher. Galletti… …   Deutsch Wikipedia

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
… Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»