-
1 gloom
n. duisternis; zwaarmoedigheid, somberheid, depressie--------v. halfduister worden/zijn; mistroostig worden/zijn; verdonkeren; versomberen[ gloe:m]2 mistroostigheid ⇒ zwaarmoedigheid, somberheid♦voorbeelden: -
2 blues
n. neerslachtigheid; blues (muzikaal genre)[ bloe:z] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden: -
3 despondence
n. melancholie, wanhoop♦voorbeelden: -
4 fall into despondence
-
5 hypochondriac
adj. hypochondrisch--------n. hypochonder (lijdt aan hypochondrie (zwaarmoedigheid, de neiging om zich niet bestaande kwalen in te beelden of bestaande ziektebeelden sterk te overdrijven))[ - kondrie▪æk] -
6 melancholy
adj. melancholisch, zwaarmoedig, neerslachtig, droefgeestig, depressief--------n. melancholiemelancholy1[ mellənkəlie] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————melancholy2 -
7 spleen
-
8 gauntly
adv. met sombere gestemdheid, zwaarmoedigheid -
9 melancholiac
n. Melancholisch, lijdt aan melancholie (depressie, zwaarmoedigheid) -
10 pensiveness
n. gepeins; zwaarmoedigheid -
11 saturninity
n. Zwaarmoedigheid, somberheid -
12 splenetically
adv. Met zwaarmoedigheid, met neerslachtigheid, uit boosheid
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский