-
1 at liberty
met vrijheid,heeft toestemmingat liberty(in) vrij(heid), op vrije voeten; vrij, onbezet; ongebruikt, werkloos -
2 beach
n. strand--------v. strand, oeverbeach1[ bie:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————beach2〈 werkwoord〉1 op het strand duwen/zetten ⇒ laten stranden -
3 idle
adj. lui; werkeloos; ledig; stopzetting (van werk); nutteloos; ongegrond; waardeloos--------v. nietsdoen, luieren; stationair draaien/lopen (v. motor)idle1[ ajdl] 〈bijvoeglijk naamwoord; idler; idly; idleness〉3 doelloos ⇒ zinloos, vruchteloos♦voorbeelden:4 idle hours • rustige/vrije urenidle machines • stilstaande machines————————idle2〈 werkwoord〉2 stationair draaien/lopen 〈 van motor〉♦voorbeelden:1 idle about • luieren, rondhangen -
4 job
n. Jobjob1[ dzjob] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 baan(tje) ⇒ vak, job, taak3 zaak(je) ⇒ handel(tje), zwendel(tje)♦voorbeelden:have a job to get something done • aan iets de handen vol hebbenmake a (good) job of something • iets goed/grondig afwerkenon the job • aan/op het werk, bezigout of a job • zonder werk, werkloosmake the best of a bad job • ergens nog het beste van makenhe's gone, and a good job too • hij is weg, en maar goed ook¶ that should do the job • zo/daarmee moet het lukkenit was just the job • het kwam precies van pas→ odd odd/————————job2〈 jobbed〉♦voorbeelden:2 manoeuvreren ⇒ ambtsmisbruik plegen, vriendjespolitiek bedrijven♦voorbeelden: -
5 jobless
-
6 liberty
n. vrijheid; vrijlating; brutaliteit[ libbətie] 〈meervoud: liberties〉1 vrijheid ⇒ vrijmoedigheid, vrijpostigheid♦voorbeelden:1 allow oneself/take the liberty to say/of saying • zich de vrijheid veroorloven/zo vrij zijn (om) te zeggentake liberties with someone • zich vrijheden veroorloven tegen iemand♦voorbeelden:¶ at liberty • (in) vrij(heid), op vrije voeten; vrij, onbezet; ongebruikt, werkloosyou're at liberty to • het staat je vrij (om) te -
7 on the beach
on the beach -
8 out of a job
out of a jobzonder werk, werkloos -
9 out of work
-
10 redundant
adj. welig, overlopend; overtollig; overbodig[ riddundənt]1 overtollig ⇒ overbodig, redundant2 werkloos♦voorbeelden: -
11 stand by
klaar staan, gereed staan; bijstaan; aan de kant staan; ten tijde van noodstand byII 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
12 unemployed
-
13 unwaged
-
14 work
adj. van het werk--------n. werk; arbeid; beroep; werkplaats; handenarbeid; arbeid; handeling; inspanning--------v. werken; arbeiden; aan het werk zetten; lopen, functioneren; veroorzaken; leiden; oplossen; langzaam vooruit komenwork1[ wə:k]2 borduur/hand/naaldwerk♦voorbeelden:have one's work cut out (for one) • ergens de handen aan vol hebbenset to work • aan het werk gaan/zettenset about one's work in the wrong way • verkeerd te werk gaanat work • aan het werk; op het/zijn/haar werkmen at work • werk in uitvoeringbe in regular work • vast werk hebbenthis must be the work of the cat • dit heeft de kat vast gedaanthe work of an hour/a day • een uur(tje)/dag werkout of work • werkloos〈 spreekwoord〉 all work and no play makes Jack a dull boy • 't is een slecht dorp waar het nooit kermis is; de boog kan niet altijd gespannen zijnII 〈 meervoud〉1 oeuvre ⇒ werken, verzameld werk♦voorbeelden:¶ 〈 slang〉 give someone the works • iemand f onder handen nemen; 〈 in het bijzonder〉 iemand om zeep helpen〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot the works • alles op alles zetten, alles riskerenit's in the works • er wordt aan gewerkt→ public public/————————work2♦voorbeelden:the scheme didn't work • het plan werkte nietwork away • (druk) aan het werk zijnwork on • doorwerkenwork against • tegengaan/werken, belemmerenwork at • werken aan, zijn best doen opit works by electricity • het loopt op elektriciteitwork on • werken aan, bezig zijn metwork to • werken volgens/aan de hand vanwork (up)on • van invloed zijn op, doorwerken in/opwork with • (samen)werken metwork round to • toe werken naar/aansturen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verrichten ⇒ tot stand brengen, bewerkstelligen3 in werking zetten ⇒ aanzetten, bedienen, bewerken, in bedrijf houden5 bewerken ⇒ kneden, werken met7 (op)naaien ⇒ stikken, borduren♦voorbeelden:3 work a district • een district afwerken/reizenwork a farm • het boerenbedrijf uitoefenenwork a mine • een mijn exploiterenworked by steam • met stoom aangedrevenwork one's way to the top • zich naar de top werken5 work clay • kleien, boetserenwork someone to tears • iemand in huilen doen uitbarsten -
15 idle
inactiefonbelastonbewerktongebruiktwerkelooswerkloos -
16 inactive
werkelooswerkloos -
17 unemployed
ongebruiktwerkelooswerkloos
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский