-
1 voorvader
-
2 voorvader
-
3 voorvader
-
4 voorvader
n. ancestor, forefather, predecessor, progenitor, sire, great grandfather -
5 voorvader
ata s -
6 voorvader
ancêtre -
7 een verre voorvader
een verre voorvader -
8 predak
voorvader -
9 forebear
-
10 forefather
-
11 predecessor
n. voorganger (bij aanstelling ook); voorvader[ prie:dissessə] -
12 progenitor
n. voorvader, voorzaat; (geestelijke) vader[ proodzjennittə] -
13 ancêtre
-
14 предок
ngener. voorvader, voorzaat -
15 ancestor
-
16 father
n. vader; pater--------v. voortbrengen (van kinderen); vaderschap accepteren; vader zijn voor-; uitvinden; adopterenfather1[ fa:ðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈formeel; eufemistisch〉 be gathered to one's fathers • tot de vaderen vergaderd worden, sterven→ heavy heavy/————————father2〈 werkwoord〉1 vader zijn/worden van/voor♦voorbeelden: -
17 forbear
n. oerouder, voorvader--------v. zich onthouden; afzien; geduld hebben→ forebear forebear/————————forbear21 zich onthouden ⇒ zich inhouden, afzien♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nalaten ⇒ zich onthouden van, laten schieten♦voorbeelden: -
18 parent
-
19 Peshkov
n. Peshkov (familienaam); Alexeï Peshkov (Russische schrijver, schreef onder pseudoniem Maxim Gorky, gezien als voorvader van realistisch socialisme) -
20 Ramapithecus
n. Ramapithecus, uitgestorven groep primaten die vanaf 12 tot 14 miljoen jaren geleden leefde en voorvader van moderne mens
Страницы
- 1
- 2