-
1 have someone over
visite ontvangen -
2 round of visits
visite rondgang -
3 visit
n. bezoek, visite--------v. bezoeken, op bezoek gaanvisit1[ vizzit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————visit21 een bezoek/bezoeken afleggen ⇒ op bezoek/visite gaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 bezoeken ⇒ treffen, teisteren♦voorbeelden:1 visit a cathedral • een kathedraal bezoeken/bezichtigen4 the village was visited by/with the plague • het dorp werd bezocht/getroffen met/door de pest -
4 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
5 pay a call
een visite afleggeneen visite afleggen; 〈informeel; eufemistisch〉naar een zekere plaats/nummer 100 gaan -
6 buzz along
-
7 buzz
n. gezoem; telefoonbel--------v. zoemen; gistenbuzz1[ buz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brom/gons/zoemgeluid ⇒ gebrom, gezoem; geroezemoes♦voorbeelden:————————buzz21 zoemen ⇒ brommen, gonzen; roezemoezen♦voorbeelden:the crowd buzzed with excitement • een opgewonden geroezemoes klonk op uit de menigte〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 buzz off • 'm smeren, aftaaienbuzz off! • wegwezen!, donder op!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten brommen/gonzen/zoemen/snorren♦voorbeelden: -
8 company
n. gezelschap; maatschappij; firma, vennootschap[ kump(ə)nie]♦voorbeelden:1 John's good/bad company • John is een gezellige/ongezellige kerelbear/keep someone company • iemand vergezellen/gezelschap houdenpart company from/with • scheiden van, verlatenin company • in gezelschapin company with • samen metrequest the company of • inviterenkeep company with • omgaan met, verkering hebben met2 have/expect company • visite/bezoek hebben/krijgen→ two two/II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 gezelschap ⇒ groep, gemeenschap, toneelgezelschap2 onderneming ⇒ firma, bedrijf, maatschappij, vennootschap♦voorbeelden: -
9 have/expect company
have/expect companyvisite/bezoek hebben/krijgen -
10 gam
n. school walvissen, groep walvissen (Zeevaart); sociale visite of vriendelijk gesprek op zee of aan land tussen walvisvangers of andere scheepslui (Scheepslui-taal); iemand's been (Slang) -
11 make a visit
bezoeken, op visite gaan
См. также в других словарях:
Visite — (de) … Kölsch Dialekt Lexikon
visite — [ vizit ] n. f. • 1350 « inspection, examen »; de visiter I ♦ (D une personne) 1 ♦ (1580) Le fait d aller voir qqn et de rester avec lui un certain temps; le fait de recevoir un visiteur. ⇒ entrevue, 1. rencontre. L objet, le but d une visite.… … Encyclopédie Universelle
visite — Visite. s. f. v. Action de visiter par civilité. Visite ordinaire. visite de ceremonie. faire visite, des visites, rendre visite. rendre une visite en habit decent. visites frequentes, visite courte, longue, ennuyeuse, recevoir visite. recevoir… … Dictionnaire de l'Académie française
Visite — Sf erw. fach. (17. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. visite, zu frz. visiter besuchen , aus l. vīsitāre, eigentlich oft sehen , einem Intensivum zu l. vidēre (vīsum) sehen . Die veraltende Bedeutung Besuch noch in Visitenkarte. Verb: visitieren; … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
visité — visité, ée (vi zi té, tée) part. passé de visiter. Visité à l occasion de sa promotion. Les lieux visités par le commissaire. La plaie visitée par le chirurgien … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Visite — »Besuch (veraltet, aber noch scherzhaft); Krankenbesuch des Arztes«: Das Fremdwort wurde im 17. Jh. aus gleichbed. frz. visite entlehnt, das von frz. visiter »besuchen; besichtigen; durchsuchen« (s. u.) abgeleitet ist. – Dazu stellt sich die… … Das Herkunftswörterbuch
Visite — Vi*site , n. [F. See {Visit}, n.] A light cape or short cloak of silk or lace worn by women in summer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Visite — (fr., spr. Wisit), so v.w. Besuch … Pierer's Universal-Lexikon
Visite — (franz.), Besuch, besonders förmlicher; Besuchsstunde der Ärzte. Visitenkarte, Besuchs , Namenkarte (die Erklärung der früher auf Besuchskarten üblichen Abkürzungen: p. c., p. f., p. f. v., p. p. c., p. r. v. s. Bd. 15, S. 288) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
visite — s. f. Vestuário de mangas pendidas que as senhoras usam sobre o vestido em visitas, passeios, etc … Dicionário da Língua Portuguesa
visité — Visité, [visit]ée. part. pass … Dictionnaire de l'Académie française