-
1 invite
v. inviteren, uitnodigen; vragen om; aantrekken, lokkeninvite1————————invite2♦voorbeelden:invite someone over/round • iemand vragen langs te komeninvite someone to/for dinner • iemand te eten uitnodigen -
2 company
n. gezelschap; maatschappij; firma, vennootschap[ kump(ə)nie]♦voorbeelden:1 John's good/bad company • John is een gezellige/ongezellige kerelbear/keep someone company • iemand vergezellen/gezelschap houdenpart company from/with • scheiden van, verlatenin company • in gezelschapin company with • samen metrequest the company of • inviterenkeep company with • omgaan met, verkering hebben met2 have/expect company • visite/bezoek hebben/krijgen→ two two/II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 gezelschap ⇒ groep, gemeenschap, toneelgezelschap2 onderneming ⇒ firma, bedrijf, maatschappij, vennootschap♦voorbeelden: -
3 peter out
sen; uitgeput raken; inviteren (bij kaartspel)[ pie:tf]2 uitgeput raken ⇒ op raken, uitgaan, doven♦voorbeelden: -
4 request the company of
request the company of -
5 reinvite
v. opnieuw inviteren, opnieuw uitnodigen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский