-
1 vertrappen
1 [stuktrappen; schenden] piétiner2 [onderdrukken] opprimer♦voorbeelden:rechten vertrappen • violer des droits -
2 vertrappen
1 tread on, trample underfoot 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:een overwonnen volk vertrappen • trample a conquered people underfoot -
3 vertrappen
растоптать; попрать* * *гл.1) общ. затаптывать, растаптывать, топтать2) перен. попирать ногами, унижать -
4 vertrappen
n. trample--------v. trample, poach, savage -
5 bloemen vertrappen
bloemen vertrappen -
6 rechten vertrappen
rechten vertrappen -
7 een overwonnen volk vertrappen
een overwonnen volk vertrappenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een overwonnen volk vertrappen
-
8 rechten vertrappen
rechten vertrappenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > rechten vertrappen
-
9 vertreden zich vertrappen
гл.общ. (wat) прогуляться -
10 zerstampfen
-
11 затаптывать
vgener. omtrappen, uittrappen (огонь, искру и т.п.), neertrappen, vertrappen, vertreden -
12 попирать ногами
v1) gener. met voeten treden, trappen2) liter. vertrappen, vertreden -
13 прогуляться
v1) gener. een straatje omgaan, vertreden zich (wat) vertrappen2) phras. (на свежем воздухе) een frisse neus halen -
14 растаптывать
vgener. omtrappen, vertrappen, vertreden -
15 топтать
vgener. aantrappen, trappen, treden, met voeten treden, vertrappen, vertreden -
16 унижать
v1) gener. (iemands) eer te na komen (кого-л.), deemoedigen, ringeloren, verdeemoedigen, vernederen, verootmoedigen2) liter. vertrappen, vertreden -
17 crush/trample something underfoot
crush/trample something underfootEnglish-Dutch dictionary > crush/trample something underfoot
-
18 tramp
n. trip; bedelaar; hoer, prostituée--------v. trappelen; met voeten treden, trappen op, vertreden, vertrappentramp11 getrappel ⇒ gestamp, zware tred3 tramp ⇒ zwerver, landloper4 tramp(boot) ⇒ vrachtzoeker, schip van de wilde vaart————————tramp21 stappen ⇒ marcheren, stampen2 lopen ⇒ trekken, een voettocht makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aflopen ⇒ afzwerven, doorlopen♦voorbeelden: -
19 trample
n. gestap, getrappel--------v. vertrappen, kapottrappen, trappen (op)[ træmpl]1 stampen ⇒ trappelen, stappen♦voorbeelden:1 trample about • rondstappen/marcherentrample on someone's feelings • iemands gevoelens kwetsenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertrapp(el)en ⇒ trappen op, vertreden♦voorbeelden: -
20 underfoot
- 1
- 2