-
1 vanité
vanité [vaanietee]〈v.〉1 ijdelheid ⇒ verwaandheid, zelfingenomenheid2 ijdelheid ⇒ nietigheid, vergankelijkheid♦voorbeelden:1 tirer vanité de qc. • zich op iets laten voorstaan, zich op iets beroemenpar vanité • uit ijdelheidsans vanité • in alle bescheidenheidf1) ijdelheid, verwaandheid -
2 tirer vanité de qc.
tirer vanité de qc.————————tirer vanité de qc.zich op iets laten voorstaan, zich op iets beroemen -
3 attaquer qn. par la vanité
attaquer qn. par la vanitéDictionnaire français-néerlandais > attaquer qn. par la vanité
-
4 par vanité
par vanité -
5 sans vanité
sans vanité -
6 attaquer
attaquer [aataakee]1 aanvallen ⇒ bestoken, bestormen, overvallen, aanranden2 aanvallen ⇒ bestrijden, aanvechten3 beginnen ⇒ aanpakken, aansnijden, aanvatten♦voorbeelden:attaquer qn. en justice • iemand een proces aandoenattaquer qn. par la vanité • op iemands ijdelheid spelen1 aanvallen ⇒ bestrijden, te lijf gaan2 aanpakken ⇒ zich werpen (op), zich wagen (aan)♦voorbeelden:1. v1) aanvallen, overvallen2) bestrijden, aanvechten3) aanpakken4) inzetten [muziek]5) aantasten, aanvreten [scheikunde]2. s'attaquer (à)v1) aanvallen2) aanpakken, zich werpen (op) -
7 tirer
tirer [tieree]1 schieten3 zwemen (naar) ⇒ gaan (naar), neigen (naar)♦voorbeelden:tirer dans le tas • lukraak op een groep mensen inschietentirer sur sa pipe • aan zijn pijp trekken4 journal qui tire à trente mille • krant die een oplage heeft van 30.000 exemplarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ optrekken, naar beneden trekken, aantrekken2 halen (uit) ⇒ (uit)trekken, onttrekken, tappen3 (af)schieten ⇒ afvuren, neerschieten4 (af)drukken ⇒ afbeelden, tekenen♦voorbeelden:tirer l'échelle • de ladder wegtrekkentirer la jambe • met zijn been trekkentirer sa jupe • zijn rok gladtrekkentirer du métal en fils • draadtrekkentirer un navire • een boot slepentirer les rideaux • de gordijnen opentrekken, dichttrekkentirer la sonnette • aan de bel trekkentirer les yeux • vermoeiend voor het gezicht zijntirer un texte à soi • een tekst ten eigen voordele uitleggentirer la porte sur soi • de deur achter zich dicht trekkentirer le couteau • het mes trekkentirer vengeance • zich wrekentirer du vin • wijn uit het vat halenon ne peut rien en tirer • hij laat niets losil n'y a pas grand-chose à en tirer, on ne peut rien en tirer • er valt niet veel met hem te beginnentirer des larmes à qn. • iemand aan het huilen makentirer de l'argent de qn. • iemand geld aftroggelentirer son origine, sa source de • afstammen van, komen uittirer argument de qc. • iets als reden aanvoerentirer vanité de qc. • ergens trots op zijntirer argent de tout • overal geld uit slaantirer de l'huile des olives • olie uit olijven persentirer sur qn., sur le compte de qn. • een wissel op iemand trekkentirer un plan • een plan ontwerpentirer un livre à 2000 exemplaires • 2000 exemplaren van een boek drukken→ affaire, arme, boue, cheval, clair, diable, épine, épingle, langue, longueur, plan, poudre, ver, vin♦voorbeelden:1 s'en tirer • zich eruit redden, zich er doorheen slaan, het er zonder kleerscheuren afbrengens'en tirer avec deux mois de prison • er met twee maanden gevangenis vanaf komens'en tirer à bon compte • er makkelijk vanaf komen————————tirer (la boule)v1) (af)schieten, afvuren5) halen (uit), uittrekken6) afdrukken
См. также в других словарях:
vanité — [ vanite ] n. f. • XIIe sens 2; lat. vanitas 1 ♦ (1580) Défaut d une personne vaine, satisfaite d elle même et étalant cette satisfaction. ⇒ autosatisfaction, complaisance, fatuité , infatuation, 1. jactance, orgueil, ostentation, prétention,… … Encyclopédie Universelle
Vanite — Vanité Vanité de Juriaen van Streeck … Wikipédia en Français
vanité — Vanité. s. f. Inutilité, peu de solidité. Tout n est que vanité dans le monde. l Ecriture dit, Vanité des vanitez, & tout est vanité. Il signifie aussi, Orguëil, presomption. Que vous avez de vanité! la vanité est blasmable en toutes personnes.… … Dictionnaire de l'Académie française
vanité — Vanité, Vanitas, Futilitas … Thresor de la langue françoyse
vanité — (va ni té) s. f. 1° Caractère de ce qui est vain, vide, sans solidité, sans durée. • Tous les hommes qui n ont pas la connaissance de Dieu ne sont que vanité, SACI Bible, Sagesse, XIII, 1. • Qu une chose aussi visible qu est la vanité du… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Vanité — Cet article a pour sujet un genre pictural. Pour une définition du mot « vanité », voir l’article vanité du Wiktionnaire. Vanité de … Wikipédia en Français
VANITÉ — s. f. Inutilité, peu de solidité. Tout n est que vanité dans le monde. L Écriture dit : Vanité des vanités, et tout est vanité. Mépriser les vanités du monde. Il est revenu des vanités du monde. Il signifie aussi, Amour propre qui a pour objet… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
VANITÉ — n. f. Caractère de ce qui est vain, vide, inutile. Tout n’est que vanité dans le monde. L’écriture dit : Vanité des vanités, et tout est vanité. Mépriser les vanités du monde. Il est revenu des vanités du monde. Il signifie aussi Amour propre… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Vanité — ROMAINS (Louis Farigoule, devenu Jules) Bio express : Écrivain français (1885 1972) «J ai envie d écrire, en écriture bien grosse, au milieu de ma page : Vanité de l Histoire ; et au dessous, en lettres plus petites, comme une… … Dictionnaire des citations politiques
Vanité (peinture) — Vanité Vanité de Juriaen van Streeck … Wikipédia en Français
Vanite au portrait — Vanité au portrait Vanité au portrait David Bailly, 1651 Huile sur bois 65 × 97,5 cm … Wikipédia en Français