-
1 riding habit
-
2 riding boot
riding boot1 rijlaars -
3 riding
adj. rijdend--------n. het berijden[ rajding]2 〈the; voornamelijk Riding〉 arrondissement ⇒ gouw 〈 in het bijzonder administratief district van Yorkshire (tot 1974)〉 -
4 riding breeches
-
5 riding master
-
6 riding school
-
7 riding boots
rijlaarzen -
8 riding horse
rijpaard -
9 Little Red Riding Hood
-
10 he's riding the crest (of the waves)
hij is op het hoogtepunt van zijn macht/carrière/succes …English-Dutch dictionary > he's riding the crest (of the waves)
-
11 surf-riding
→ surfing surfing/ -
12 this skirt is always riding up
this skirt is always riding up -
13 horseback riding
paardrijden -
14 be on
7 op het programma staan ⇒ gegeven/vertoond/opgevoerd worden, op de radio/tv zijn♦voorbeelden:the match is on • de wedstrijd is bezigthe water's on again • er is weer waterbe on with something new • met iets nieuws bezig zijn2 ‘I want to put five pounds on Little Red Riding Hood’ ‘Right, Sir, you are on’ • ‘Ik wil vijf pond zetten op Roodkapje’ ‘Voor mekaar/u staat genoteerd, meneer’ 〈bij weddenschap; eigenlijk ‘u doet mee’〉it was well on into the night • het was al diep in de nacht5 that's not on! • dat doe je niet!7 what's on at the Plaza tonight? • wat draait er vanavond in de Plaza?¶ 〈 informeel〉 be on about something • 〈 algemeen〉 het hebben over iets; 〈 pejoratief〉 altijd maar zeuren over iets〈 informeel〉 be on at/to someone • iemand aan z'n kop/hoofd zeuren〈 informeel〉 be on to someone • even/eens praten met iemand; weten wat voor vlees men in de kuip heeft〈 informeel〉 be on to something • iets in de gaten/de smiezen hebbenII 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden: -
15 crest
n. pluim (van veren); kam (v.d. haan); top--------v. de top bereikencrest1[ krest] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kam ⇒ pluim, kuif2 helmbos/pluim ⇒ vederbos3 top ⇒ berg/heuveltop; golfkam♦voorbeelden:3 〈 figuurlijk〉 he's riding the crest (of the waves) • hij is op het hoogtepunt van zijn macht/carrière/succes …————————crest2〈 werkwoord〉 -
16 habit
n. gewoonte, gebruik; habijt (van priesters en nonnen)[ hæbit]♦voorbeelden:1 gewoonte ⇒ hebbelijkheid, aanwensel♦voorbeelden:1 creature of habit • gewoontedier/mensfall/get into the habit • de gewoonte aannemenget someone into the habit of doing something • iemand eraan wennen iets te doenfrom (force of) habit • uit gewoontebe in the habit of doing something • gewoon zijn iets te doen -
17 little
adj. klein; beetje; iets; kort; onbelangrijk--------adv. klein; weinig--------n. een beetje; weinig; een kleine hoeveelheid; korte afstand; korte tijdlittle1[ litl] 〈bijvoeglijk naamwoord; littleness〉2 klein(geestig/zielig) ⇒ kleintjes♦voorbeelden:little finger • pinka little girl • een klein meisjeLittle Red Riding Hood • Roodkapjehis little sister • zijn kleine(re)/jongere zusje〈 informeel〉 the little woman • vrouwlief, moedersher little ones • haar kinderen/ 〈 van dier〉its little ones • haar jongen〈 spreekwoord〉 little things please little minds • kleine mensen, kleine wensenthe little people • de elven/kabouters jongen————————little2♦voorbeelden:make little of something • ergens weinig van begrijpen; iets als onbelangrijk afdoen, ergens weinig belang aan hechtenthink little of someone • geen hoge dunk van iemand hebbenlittle or nothing • weinig of nietsthere's very little left • er is maar heel weinig overlittle by little • beetje bij beetje〈 spreekwoord〉 little by little, and bit by bit • voetje voor voetje en beetje bij beetje; langzaam aan, dan breekt het lijntje nietI gave him what little I owned • ik heb hem het weinige dat ik bezat gegeven————————little3〈 bijwoord〉2 volstrekt/in het geheel niet♦voorbeelden:little more than an hour • iets meer dan een uur2 little did he know that … • hij had er geen flauw benul van dat …————————little4〈 determinator〉♦voorbeelden:there's very little milk left • er is maar een klein beetje melk overa little effort • een beetje/wat moeite -
18 ride
n. paardrijden; rit; weg--------v. rijden; paardrijdenride1[ rajd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:can you give me a ride to the station? • kan je mij een lift geven tot aan het station?〈 informeel〉 take someone for a ride • iemand voor de gek houden; 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; eufemistisch〉 een ritje met iemand gaan maken 〈 onder dwang, met de bedoeling hem te vermoorden〉————————ride2♦voorbeelden:1 ride astride/side-saddle • schrijlings/in amazonenzit (paard) rijdenride high • hoog op het water liggen4 this horse rides well • dit paard rijdt goed/is goed berijdbaar¶ Batman rides again • Batman slaat weer toe/is weer in actieride roughshod over someone/something • (gemakkelijk) over iemand heen lopen, over iets heen stappen, zich niet storen aan iemand/ietsride up • omhoogkruipen, opkruipenthis skirt is always riding up • die rok kruipt altijd omhoogII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (laten/doen) rijden♦voorbeelden:2 ride a bicycle/bike • op de fiets rijden, fietsen -
19 surfing
n. surfen (ook op het Internet); windsurfen; (in computers) op het WWW surfen; dwalen[ sə:fing], surf-riding
См. также в других словарях:
Riding boot — Riding boots are boots made to be used for horseback riding. The classic boot comes high enough up the leg to prevent the leathers of the saddle from pinching the leg of the rider, has a sturdy toe to protect the rider s foot when on the ground,… … Wikipedia
Riding — Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding whip; a… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding clerk — Riding Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding hood — Riding Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding master — Riding Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding rhyme — Riding Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding school — Riding Rid ing, a. 1. Employed to travel; traveling; as, a riding clerk. One riding apparitor. Ayliffe. [1913 Webster] 2. Used for riding on; as, a riding horse. [1913 Webster] 3. Used for riding, or when riding; devoted to riding; as, a riding… … The Collaborative International Dictionary of English
Riding figures — are figures performed in a riding arena, usually for training purposes. Figures may also be performed out in a field or other open area, but a riding arena provides markers that can help indicate the correctness in the size or shape of a figure.… … Wikipedia
Riding Mountain National Park — Riding Mountain Nationalpark Im Riding Mountain Nationalpark … Deutsch Wikipedia
Riding High — may refer to:Films: * Riding High (1943 film), starring Dorothy Lamour and Dick Powell * Riding High (1950 film), starring Bing Crosby and Coleen GrayMusic: * Riding High (album), by Canadian rock band Chilliwack * Ridin High (Moxy album), also a … Wikipedia
Riding-Mountain-Nationalpark — Im Riding Mountain Nationalpark … Deutsch Wikipedia