-
1 struikelen
1 [het evenwicht verliezen; vallen] trébucher (contre, sur) 〈 ook figuurlijk〉2 [figuurlijk][een misstap begaan] faire un faux pas3 [figuurlijk][aantreffen] marcher (sur)♦voorbeelden:over een steen struikelen • buter sur une pierre3 in Rome struikel je over de beeldhouwwerken • à Rome, il y a des sculptures partout -
2 struikelen
-
3 struikelen
achopper, trébucher -
4 over een steen struikelen
over een steen struikelen -
5 over zijn tong struikelen
over zijn tong struikelen -
6 over zijn woorden vallen, struikelen
over zijn woorden vallen, struikelenDeens-Russisch woordenboek > over zijn woorden vallen, struikelen
-
7 tong
♦voorbeelden:1 het achterste van zijn tong laten zien • 〈 vertellen wat men weet〉 se mettre à table; 〈 zich bloot geven〉 dévoiler ses batteriesboze tongen beweren • les mauvaises langues prétendent (qc.) (que …)met een dikke, dubbele tong spreken • avoir la langue pâteuseeen dubbele tong hebben • tenir un double langageeen fluwelen tong hebben • être beau parleureen gladde tong hebben • n'avoir pas sa langue dans sa pocheeen losse tong hebben • ne pas savoir tenir sa langueover zijn tong struikelen • trébucher sur ses motseen scherpe tong hebben • avoir la langue bien affiléevenijnige tongen • langues venimeusesheb je je tong verloren? • tu as perdu ta langue?zijn tong hing hem op de schoenen • il était sur les genouxde tongen komen los • les langues se dénouentzijn tong roeren • bavarderde tong strelen • flatter le palaiszijn tong uitsteken tegen iemand • tirer la langue à qn.met de tong uit de mond • à bout de soufflemet de tong klakken • clapper de la langueop zijn tong bijten • se mordre la languehet vlees smelt op je tong • la viande fond dans la bouchehet hart ligt hem op de tong • il a son franc-parlerhet woord ligt me voor op de tong • j'ai le mot sur le bout de la langueiemand over de tong halen • casser du sucre sur le dos de qn.over de tong gaan • faire les frais de la conversationrad, rap van tong zijn • avoir la langue bien pendueeen tong als een scheermes hebben • avoir la langue acérée -
8 woord
♦voorbeelden:het Woord Gods • la parole de Dieumet andere woorden • autrement ditgevleugelde woorden • mots historiqueshet goddelijk Woord • le Verbe (de Dieu)geen goed woord voor iets, iemand over hebben • condamner ouvertement qc., être sans pitié pour qn.een goed woord(je) voor iemand doen • intercéder en faveur de qn.aan een half woord genoeg hebben • savoir ce que parler veut direhet hoge woord moest eruit • il fallait que le grand mot fût lâchéhoge woorden met iemand hebben • avoir une violente dispute avec qn.holle woorden • vaines paroleseen kort woord spreken • prendre brièvement la parolehij moet altijd het laatste woord hebben • il faut toujours qu'il ait le dernier mothet verlossende woord spreken • dire le fin moteen vriendelijk woord spreken • dire un mot gentileen waar woord spreken • dire le mot justeeen man van weinig woorden • un homme avare de paroleszijn woorden (op een goudschaaltje) (af)wegen • (bien) peser ses motser is wel eens een woord gevallen • ils ont eu des mots de temps en tempsiemand (de) woorden in de mond leggen • mettre des mots dans la bouche de qn.woordjes leren • apprendre des motszijn woorden terugnemen • se rétractermen moet hem de woorden uit de keel, de mond trekken • on doit lui arracher les mots (de la bouche)niet veel woorden over iets vuilmaken, aan iets verspillen • ne pas perdre sa salive à qc.naar woorden (moeten) zoeken • (devoir) chercher des motseen woord vooraf • un avant-proposhet blijft bij woorden • ce sont des paroles en l'airhet niet (alleen) bij woorden laten • ne pas se contenter de belles parolesniet in woorden uit te drukken • inexprimablemet zoveel woorden • mot pour motmet, in één woord • en un motiets onder woorden brengen • formuler qc.over zijn woorden vallen, struikelen • trébucher sur ses motsniet uit zijn woorden kunnen komen • s'embrouiller (dans ses phrases)je haalt me de woorden uit de mond • j'allais le direiemand de woorden uit de mond kijken • être suspendu aux lèvres de qn.iets woord voor woord navertellen • répéter qc. mot pour motiets woord voor woord vertalen • traduire qc. mot à mothij moet er het eerste woord nog over zeggen • il n'en a encore rien ditgeen woorden voor iets hebben • 〈 letterlijk〉 ne pas avoir de mot pour qualifier qc.; 〈 figuurlijk〉 être stupéfait devant qc.geen woorden voor iets weten te vinden • être à court de motsdaar is geen woord van aan, waar • il n'y a pas un (traître) mot de vraimet geen woord over iets spreken • ne pas souffler mot de qc.geen woord meer! • plus un mot!geen woord meer met elkaar spreken • ne plus s'adresser la parolegeen woorden maar daden • pas de paroles, des actesdat is geen woord te veel gezegd • il n'y a pas un mot de tropgeen woord zeggen • ne pas dire un moter geen woord tussen kunnen krijgen • ne pas pouvoir placer un mothij kon geen woord uitbrengen • il n'a pas pu émettre un sonmet twee woorden spreken • répondre polimentgeen woord van iets verstaan, begrijpen • ne rien comprendre à qc.het Woord is Vlees geworden • le Verbe s'est fait chair→ link=man man, link=verstaander verstaanderzij kan goed haar woord doen • elle parle bienhet woord is aan u, u hebt het woord • vous avez la paroleiemand het woord ontnemen • retirer la parole à qn.het woord tot iemand richten • adresser la parole à qn.het woord voeren • avoir la paroleaan het woord zijn • avoir la paroleiemand aan het woord laten • laisser parler qn.iemand niet aan het woord laten komen • refuser la parole à qn.iemand te woord staan • recevoir qn.zijn woord breken • manquer à sa parolezijn woord geven • donner sa paroleiemand aan zijn woord houden • prendre qn. au motzijn woord nakomen • tenir parolezijn woord terugnemen • reprendre sa parolezijn woord verpanden • engager sa paroleeen man van zijn woord • un homme d'honneurbij zijn woord blijven • tenir paroleik geloof u op uw woord • je vous crois sur parole
См. также в других словарях:
Stroll — Stroll, v. i. [imp. & p. p. {Strolled}; p. pr. & vb. n. {Strolling}.] [Cf. Dan. stryge to stroll, Sw. stryka to stroke, to ramble, dial. Sw. strykel one who strolls about, Icel. strj?ka to stroke, D. struikelen to stumble, G. straucheln. Cf.… … The Collaborative International Dictionary of English
Strolled — Stroll Stroll, v. i. [imp. & p. p. {Strolled}; p. pr. & vb. n. {Strolling}.] [Cf. Dan. stryge to stroll, Sw. stryka to stroke, to ramble, dial. Sw. strykel one who strolls about, Icel. strj?ka to stroke, D. struikelen to stumble, G. straucheln.… … The Collaborative International Dictionary of English
Strolling — Stroll Stroll, v. i. [imp. & p. p. {Strolled}; p. pr. & vb. n. {Strolling}.] [Cf. Dan. stryge to stroll, Sw. stryka to stroke, to ramble, dial. Sw. strykel one who strolls about, Icel. strj?ka to stroke, D. struikelen to stumble, G. straucheln.… … The Collaborative International Dictionary of English
Amrito — Jan Foudraine (später: Amrito) ( * 1929) ist ein niederländischer Psychiater, Psychotherapeut, Mystiker und Publizist. Foudraine wird international zu den Pionieren der Anti Psychiatrie gezählt. Der promovierte Nervenarzt Foudraine übernahm 1968… … Deutsch Wikipedia
Foudraine — Jan Foudraine (später: Amrito) ( * 1929) ist ein niederländischer Psychiater, Psychotherapeut, Mystiker und Publizist. Foudraine wird international zu den Pionieren der Anti Psychiatrie gezählt. Der promovierte Nervenarzt Foudraine übernahm 1968… … Deutsch Wikipedia
Jan Foudraine — (später: Amrito; * 1929) ist ein niederländischer Psychiater, Psychotherapeut, Mystiker und Publizist. Foudraine wird international zu den Pionieren der Antipsychiatrie gezählt. Der promovierte Nervenarzt Foudraine übernahm 1968 die Leitung des… … Deutsch Wikipedia
straucheln — Vsw std. (14. Jh.), spmhd. strūcheln, ahd. strūhhēn, mndd. strūcheln, mndl. strukelen neben gleichbedeutendem Stammwort. Mit gleicher Bedeutung auch mhd. strunken, so daß wohl von Strauch, Strunk auszugehen ist (wohl in einer Bedeutung wie… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
struggle — {{11}}struggle (n.) 1690s, from STRUGGLE (Cf. struggle) (v.). {{12}}struggle (v.) late 14c., probably a frequentative form, of uncertain origin. Skeat suggests O.N. strugr ill will; others suggest a connection to Du. struikelen, Ger. straucheln… … Etymology dictionary
straucheln — »stolpern, einen Fehltritt tun«: Spätmhd. (mitteld.) strūcheln, niederl. struikelen sind wahrscheinlich Intensivbildungen zu dem allerdings nur oberd. bezeugten Verb mhd. strūchen, ahd. strūchōn »anstoßen, stolpern, stürzen«, dessen Herkunft… … Das Herkunftswörterbuch
Fuss — 1. Am Fuss der Kerze ist s finster. Wir beschäftigen uns oft mit Untersuchungen über die fernsten Dinge und übersehen dabei das Naheliegendste. 2. Auf Einem Fusse kann man nicht heimgehen. Die lieber zwei Schoppen trinken sollen oder – wollen. 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon