-
1 rinsing water
spoelwater -
2 swill
n. (door)spoelen; afval, varkensdraf--------v. spoelen; gretig drinkenswill1♦voorbeelden:2 afval————————swill2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af/door/uitspoelen♦voorbeelden:swill out • uitspoelen -
3 wash
adj. kan gewassen worden--------n. was; wassen; afwas; schoonmaak; wasmiddel; laag; golfslag--------v. wassen; schoonmaken; afwassen; overstromen; overtrekken (met verf)wash1[ wosj]2 vieze, waterige troep ⇒ slootwater, slappe thee♦voorbeelden:have a wash • zich wassen♦voorbeelden:1 golfslag♦voorbeelden:————————wash2♦voorbeelden:it won't wash with him • hij zal het niet geloventhe stain will wash off • de vlek gaat er (in de was) wel uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:wash off • (eraf) wassen -
4 slops
n. sentimenteel gewauwel; vaat-, spoelwater, vuil water; spoelsel; flodderbroek, goedkope confectie kleding
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский