-
1 spioneren
-
2 spioneren
-
3 spioneren
-
4 spioneren
spionieren -
5 spioneren
spionáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > spioneren
-
6 spioneren
v. spy, nark, tout -
7 spioneren
ww -
8 spioneren
spioná -
9 spioneren voor de vijand
spioneren voor de vijandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > spioneren voor de vijand
-
10 spy
n. spion; dubbelagent; stinker--------v. spioneren; bespioneren; bespeurenspy1[ spaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: spies〉♦voorbeelden:————————spy2〈 spied〉1 spioneren ⇒ spieden, loeren; een spion zijn♦voorbeelden:1 spy (up)on • bespioneren, bespiedenspy at • kijken/gluren/loeren naarII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ I spy (with my little eye) • ik zie, ik zie, wat jij niet ziet -
11 шпионить
-
12 tout
n. scharrelaar, sjacheren--------v. klanten lokken (in hotels); spionerentout1[ taut] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tout2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 spy for the enemy
voor de vijand spioneren -
14 moucharder
-
15 spioná
beloeren [v], spieden [v], bespieden [v], spioneren [v], bespioneren [v], verspieden [v] -
16 шпионить
-
17 Spionage treiben
aan spionage doen, spioneren -
18 schnüffeln
schnüffeln -
19 spionieren
-
20 spitzeln
Страницы
- 1
- 2