-
1 souvent
souvent [soevã]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:plus souvent qu'à mon tour • veel te vaak, meer dan me lief isadv -
2 bien souvent
bien souvent -
3 il a souvent des absences
il a souvent des absencesDictionnaire français-néerlandais > il a souvent des absences
-
4 le plus souvent
le plus souvent -
5 plus souvent qu'à mon tour
plus souvent qu'à mon tourveel te vaak, meer dan me lief isDictionnaire français-néerlandais > plus souvent qu'à mon tour
-
6 plus souvent qu'à son tour
plus souvent qu'à son tourvaker dan gepast is, wasDictionnaire français-néerlandais > plus souvent qu'à son tour
-
7 ça te prend souvent?
ça te prend souvent?heb je daar vaker last van? -
8 absence
absence [aapsãs]〈v.〉1 afwezigheid ⇒ gemis, gebrek♦voorbeelden:briller par son absence • schitteren door afwezigheidil a souvent des absences • hij is er vaak niet bij met z'n gedachtenf1) afwezigheid, gebrek -
9 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
10 prendre
prendre [prãdr]1 dik, hard worden ⇒ bevriezen, stollen5 lukken ⇒ aanslaan, succes hebben6 afslaan ⇒ richting, weg nemen♦voorbeelden:prendre à travers champs • dwars door de velden gaanprendre sur soi de • op zich nemen om teII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvatten ⇒ opnemen, beschouwen4 (aan)nemen ⇒ zich verschaffen, krijgen5 aannemen ⇒ veronderstellen 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:prendre une femme de force • een vrouw verkrachten, aanrandence tissu prend bien la teinture • deze stof kan gemakkelijk geverfd worden〈 informeel〉 ça te prend souvent? • heb je daar vaker last van?〈 informeel〉 qu'est-ce qui te prend? • wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal?c'est à prendre ou à laisser • graag of nietil y a à prendre et à laisser • niet alles kloptprendre une personne pour une autre • iemand voor iemand anders aanzienpour qui me prenez-vous? • waar ziet u me voor aan?prendre qn. pour un savant • iemand voor een geleerde houdenle prendre de haut • het hoog opnemenprendre en bonne, en mauvaise part • goed, slecht opnemen→ temps〈 spreekwoord〉 tel est pris qui croyait prendre • die een kuil graaft voor een ander valt er zelf inon ne m'y prendra plus! • dat zal me niet meer overkomen!je vous y prends • nu heb ik je (betrapt)bien lui a pris de • hij heeft er goed aan gedaan te2 genomen, gepakt worden♦voorbeelden:s'y prendre bien, mal • het goed, slecht aanpakken, aanleggense prendre d' amitié pour • vriendschap opvatten voorpour qui te prends-tu? • wie denk je wel dat je bent?1. v1) bevriezen, stollen2) vastkoeken4) aangaan [vuur]6) afslaan7) (mee)nemen, grijpen8) opvatten9) kosten10) aannemen2. se prendrev1) bevriezen -
11 tour
tour [toer]I 〈m.〉1 omloop ⇒ omwenteling 〈bijv. van een wiel〉 ⇒ omdraaiing, slag 〈 van een schroef〉 ⇒ toer 〈 van een motor〉2 omtrek ⇒ omvang, rand4 ommetje ⇒ toertje, trip, uitje6 kunststuk ⇒ kunstgreep, truc, kunstje♦voorbeelden:tour de valse • walsjequarante-cinq tours • single, vijfenveertig toeren plaattrente-trois tours • drieëndertig toeren plaat, langspeelplaatdonner un tour de clé • even afsluitenfermer la porte à double tour • de deur op het nachtslot doenen un tour de main • in een handomdraai2 tour de cou • bontje; sjaaltour de poitrine • borstomvang, -wijdtetour de taille • taille(omvang)tour de ville • rondweg, randwegtour des yeux • oograndfaire un tour d'horizon • een algemeen overzicht gevenle tour du monde • reis om de wereldfaire le tour des invités • met alle gasten een praatje makenfaire faire le tour du propriétaire • 〈 iemand〉 zijn huis laten zien; 〈 gasten〉 rondleiden door zijn landgoedfaire le tour de qc. • rondom iets lopen, ergens de ronde doenfaire le tour d'une question • een kwestie van alle kanten bekijkenil a fait le tour des choses • hij weet hoe het in de wereld toegaat5 tour de garde • dienstrooster, wachtpasser son tour • zijn beurt voorbij laten gaan, passen 〈 kaartspel〉chacun son tour • ieder op zijn beurt〈 figuurlijk〉 à tour de rôle • om beurten, om de beurtc'est à son tour • hij is aan de beurtplus souvent qu'à son tour • vaker dan gepast is, wastour à tour • om beurten, beurtelingstour d'adresse, de passe-passe • handigheid(je), goocheltoeravoir plus d'un tour dans son sac • niet voor één gat te vangen zijn7 tour de cochon • smerige streek, rotgeintjetour pendable • gemene streekcela va vous jouer des tours • dat zou wel eens slecht voor u kunnen aflopenjouer un (mauvais) tour à qn. • iemand erin laten lopenprendre un tour • een wending, keer nementour d'esprit • ziens-, denkwijzetour de main • handigheid, vaardigheidtour de reins • spittour de scrutin • verkiezingsrondetour de table • forumdiscussie, brainstormingà tour de bras • met volle kracht, uit alle macht 〈 ook figuurlijk〉II 〈v.〉1 toren♦voorbeelden:la tour Eiffel • de Eiffeltorentour de guet • uitkijktorentour d'ivoire • ivoren toren————————tour (de phrase)1. m1) omloop2) omwenteling3) toer4) omtrek5) rondreis6) wandeling7) beurt8) truc9) streek, poets10) wending, ontwikkeling11) kronkeling12) draaibank2. f1) toren2) torenflat3) kasteel
См. также в других словарях:
souvent — [ suvɑ̃ ] adv. • v. 1050; lat. subinde 1 ♦ Plusieurs fois, à plusieurs reprises dans un espace de temps limité. ⇒ fréquemment. « J ai souvent pensé à vous durant votre voyage » (Sainte Beuve). Pas très souvent. Peu souvent. Il ne vient pas… … Encyclopédie Universelle
souvent — Souvent, ou Souventesfois, Saepe, Subinde, Identidem, Plerunque, Saepenumero, Frequenter. Le plus souvent, Plerunque, Magna ex parte. Le plus souvent il se tenoit aux champs, Fere ruri se continebat. Il est là le plus souvent, Ibi plurimum est.… … Thresor de la langue françoyse
souvent — adv. de temps. Frequemment, par plusieurs fois. Il arrive souvent. le plus souvent. fort souvent. tres souvent. pas souvent. voyez le le plus souvent que vous pourrez. il y alla tant & si souvent que, &c … Dictionnaire de l'Académie française
Souvent — Nom surtout porté dans le Loir et Cher, rencontré sous la forme Souvant en Limousin. Il pourrait s agir d une déformation du nom de baptême Sauvant (voir Sauvant) … Noms de famille
souvent — (sou van) adv. Plusieurs fois en peu de temps. • Ce qu on ne voudrait pas, souvent il le faut faire, LA FONT. Fianc.. • Ses fréquentes maladies le mirent souvent aux prises avec la mort, BOSSUET le Tellier.. • Souvent la peur d un mal nous… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
SOUVENT — adv. de temps. Fréquemment, plusieurs fois en peu de temps. Il arrive souvent, assez souvent, le plus souvent, fort souvent, très souvent que... Cela n arrive pas souvent. Souvent je lui disais... Voyez les le plus souvent que vous pourrez. Il y… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
souvent — adv., fréquemment : sovan (Albertville, Cordon, Flumet, Giettaz.215b, Magland, Morzine, St Nicolas Cha.125b, Saxel.002, Seytroux) / ê (Aillon V., Aix.017a, Albanais.001, Annecy.003, Attignat Oncin, Bellecombe Bauges, Bourget Huile, Chambéry.025a … Dictionnaire Français-Savoyard
SOUVENT — adv. de temps Fréquemment, un grand nombre de fois. Il arrive souvent, assez souvent, très souvent que.... Cela n’arrive pas souvent. Souvent le lui disais.... Voyez les le plus souvent que vous pourrez. Il y alla tant et si souvent que.... On se … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Souvent fauche, toujours marteau — Souvent fauché, toujours marteau Souvent fauché, toujours marteau Album par Bérurier Noir Sortie octobre 1989 Enregistrement 1989 Genre(s) punk Producteur(s) Bérurier Noir … Wikipédia en Français
Souvent fauchés, toujours marteaux — Souvent fauché, toujours marteau Souvent fauché, toujours marteau Album par Bérurier Noir Sortie octobre 1989 Enregistrement 1989 Genre(s) punk Producteur(s) Bérurier Noir … Wikipédia en Français
Souvent fauchés toujours marteaux — Souvent fauché, toujours marteau Souvent fauché, toujours marteau Album par Bérurier Noir Sortie octobre 1989 Enregistrement 1989 Genre(s) punk Producteur(s) Bérurier Noir … Wikipédia en Français