-
1 get
v. krijgen; halen; bereiken; verkrijgen; pakken; begrijpen; worden; aangestoken worden (met een ziekte); komen; veroorzaken[ get] 〈 got, got, verouderd, behalve in Amerikaans-Engels of in Brits-Engels in vaste verbindingen gotten〉1 (ge)raken ⇒ (ertoe) komen, gaan, bereiken♦voorbeelden:get ready • zich klaarmakenhe's getting to be an old man • hij is een oude man aan het worden〈 Amerikaans-Engels〉 get to do something • erin slagen/ertoe komen iets te doenget done with • afmakenhe never gets to drive the car • hij krijgt nooit de kans om met de auto te rijdenget lost • verdwalen〈 Amerikaans-Engels〉 get lost! • loop naar de maan!get to see someone • iemand te zien krijgenget ahead • vooruitkomen, succes boekenget ahead of • achter zich latenget behind/behindhand • achterop rakenget as far as • komen tot (bij)〈informeel; figuurlijk〉 get nowhere/somewhere • niets/iets bereikenget above oneself • heel wat van zichzelf denkenget abreast of • op gelijke hoogte komen metget among • verzeild raken tussenget at • bereiken, te pakken krijgen, komen aan/achter/bij; 〈 informeel〉 bedoelen; bekritiseren; knoeien met • omkopen; ertussen nemenstop getting at me! • laat me met rust!get at the truth • de waarheid achterhalenthe witness had been got at • de getuige was omgekochtwhat are you getting at? • wat bedoel je daarmee?who are you getting at? • op wie heb je het eigenlijk gemunt?get from • weg raken vanget in contact/touch with • contact opnemen metget into something • ergens in (verzeild) rakenget into the car • in de auto stappenget into debt • schulden makenget into a habit • een gewoonte aankwekenthe alcohol got into his head • de alcohol steeg hem naar het hoofdget into a school • toegelaten worden tot een schoolget into shape • in conditie komenget into a temper • driftig wordenget into trouble • in moeilijkheden gerakenget into the way of things • eraan wennenget into yoga • aan yoga gaan doenwhat's got into you? • wat bezielt je?, wat heb je?get on(to) a subject • bij een onderwerp belanden〈 informeel〉 get on(to) something • lucht krijgen van iets, iets ontdekken〈 informeel〉 get onto someone • iemand te pakken krijgen/contacterenget onto the council • tot raadslid gekozen wordenget on(to) the plane • op het vliegtuig stappenget on(to) one's bike • op zijn fiets stappenget out of something • ergens uitraken, zich ergens uit reddenget out of bed • uit bed komenget out of a habit • een gewoonte ontwennenget out of it! • kom nou!, verkoop geen onzin!get out of (someone's) sight • (uit iemands ogen) verdwijnenget out of the way • uit de weg gaan, plaats makenget round the table • rond de tafel gaan zitten, besprekingen voerenget to • bereiken, kunnen beginnen aan, toekomen aanwhere has he got to? • waar is hij naar toe?get to bed • naar bed gaanget to the point • ter zake komenget to the top (of the ladder/tree) • de top bereikenget to work on time • op tijd op zijn werk komenget to someone • iemand aangrijpen; iemand vervelen, iemand ergeren〈 slang〉 get with it • erbij zijn, alert/aandachtig zijnget going/moving! • vooruit!, begin (nu eindelijk)!get to know someone • iemand leren kennenget to like something • ergens de smaak van te pakken krijgenget talking • een gesprek aanknopenhe got to wondering … • hij begon zich af te vragen …→ get about get about/, get across get across/, get along get along/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get by get by/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bezorgen ⇒ verschaffen, voorzien4 doen geraken ⇒ doen komen/gaan/bereiken; brengen; krijgen; doen5 maken ⇒ doen worden, bereiden, klaarmaken6 nemen ⇒ (op/ont)vangen, grijpen; (binnen)halen7 overhalen ⇒ ertoe/zover krijgen♦voorbeelden:get a blow on the head • een klap op zijn kop krijgenget fame • beroemd wordenget the feel of • de slag te pakken krijgen vanget a glimpse of • vluchtig te zien krijgenget a grip on • de slag te pakken krijgen vanget one's hands on • te pakken krijgenget leave • verlof krijgenget a letter • een brief ontvangenget a look at • te zien krijgenget measles • de mazelen krijgenget one year in prison • tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld wordenget possession of • in zijn bezit krijgenget what's coming to one • krijgen wat men verdientget little by something • ergens weinig baat bij vindenget it (hot) • zijn verdiende loon krijgenthe soldier got it in the leg • de soldaat werd aan zijn been gewondwe get nine as the average • onze gemiddelde uitkomst is negenget from/out of • krijgen vanget something out of someone • iets van iemand loskrijgenget something out of something • ergens iets aan hebbenget the best/most/utmost out of • het beste maken van3 get someone some food/a place • iemand te eten/onderdak gevenget something for someone • iemand iets bezorgen, iets voor iemand halen4 get something going • iets op gang krijgen, iets op dreef helpenget someone talking • iemand aan de praat krijgenget something home • iets doen doordringenget together • bijeenbrengen, inzamelenget it together • het klaarspelen, het goed doenget something into one's head • zich iets in het hoofd halenget something into someone's head • iets aan iemand duidelijk makenget something into a room • iets in een kamer binnenkrijgenget oneself into trouble • in moeilijkheden gerakenget someone into trouble • iemand in moeilijkheden brengenget someone out of something • iemand aan iets helpen ontsnappenget something out of one's head/mind • iets uit zijn hoofd zettenget something out of a room • iets een kamer uitkrijgenget the two sides round the table • de twee partijen met elkaar confronterenget something through the door • iets door de deur krijgenget something under control • iets onder controle krijgenlet me get this clear/straight • laat me dit even duidelijk stellenget ready • klaarmakenget the sum right • de juiste uitkomst krijgenI'll just get the dishes done and then … • ik doe nog even de afwas en dan …get one's hair cut • zijn haar laten knippenget something done • iets gedaan krijgenget the six o'clock train • de trein van zes uur nemenget something to eat • een hapje etengo and get your breakfast! • ga maar ontbijten!7 get someone to do something • iemand ertoe krijgen iets te doen, iemand iets laten doenget someone to talk • iemand aan de praat krijgenget someone to understand something • iemand iets aan het verstand brengenas soon as I get time • zodra ik tijd hebget someone (where it hurts) • iemand op de gevoelige plek rakenwhat has got him? • wat bezielt hem?get it? • gesnapt?I don't get it • ik snap er niets vanI don't get you • ik begrijp je nietyou've got it! • je hebt het geraden!¶ get something/someone wrong • iets/iemand verkeerd begrijpen/misverstaan→ get across get across/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/♦voorbeelden:get excited • zich opwindenget used to • wennen aanget even with someone • het iemand betaald zettenIV 〈 hulpwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:get married • trouwenget wounded • gewond rakenget punished • gestraft worden→ have got have got/ -
2 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade -
3 with
prep. met; behorend tot; met behulp van; door middel van; door; uit; voor; bij ; van[ wið, wiθ]♦voorbeelden:a conversation with Jill • een gesprek met Jillcompared with Mary • vergeleken bij Maryangry with Sheila • kwaad op Sheilawith your permission • met uw toestemmingit changes with the seasons • het verandert met de seizoenenwith the sun • met de zon meesail with the wind • met de wind zeilenare you still with me? • snap je me nog?, kun je me nog volgen?come with me • kom met mij mee3 he assumed, with the author, that … • hij nam, met de auteur, aan dat …she can sing with the best of them • ze kan zingen als de bestehe worked with Bayer • hij werkte bij Bayerthis, with the books, should do • met de boeken, zou dit moeten volstaanwith the bow it looks just like new • met de strik ziet het eruit als nieuwhe came with his daughter • hij kwam met zijn dochterwith a gentle disposition • met een zacht karakterhe did it with ease • hij deed het met gemakdo business with the farmers • zaken doen met de boerenhe watched with fear • hij keek toe vol angsthe walked with his hands in his pockets • hij liep met de handen in de zakkenI like it with sauce • ik eet het graag met sausit went with great speed • het ging heel snelwhat's with him? • wat is er met hem (aan de hand)?spring is with us • het is lentepeace be with you • vrede zij met uit's all right with me • ik vind het goed/mij is het om het evenI left it with Jill • ik vertrouwde het aan (de zorgen van) Jill toethe doctor is with John • de dokter is bij Janwith Mary it always fails • bij Mary mislukt het altijd5 a nice girl, with all her faults • een lief meisje, ondanks haar gebrekenbowed down with grief • gebukt onder droefenisthey woke her with their noise • zij maakten haar wakker met hun lawaaipleased with the results • tevreden over de resultatenmix it with a spoon • meng het met een lepelfilled with water • vol watersick with worry • ziek van de zorgenwith his death all changed • met zijn dood veranderde alleshe arrived with Mary • hij kwam tegelijkertijd met Mary aanwith that he left • dit gezegd zijnde vertrok hijwhat with this, that and the other, I never finished it • met alles wat erbij kwam heb ik het nooit afgekregenaway/down with him! • weg met hem!off with you • maak dat je wegkomtit's all over with him • het is met hem afgelopenwhat's up with him? • wat heeft hij?→ be with be with/
См. также в других словарях:
way — noun 1 method/style ADJECTIVE ▪ convenient, easy, effective, efficient, good, ideal, practical, quick, simple, useful … Collocations dictionary
way — or go one s way [wā] n. [ME < OE weg, akin to Ger < IE base * weĝh , to go > L vehere, to carry, ride, Gr ochos, wagon] 1. a means of passing from one place to another, as a road, highway, street or path [the Appian Way] 2. room or space … English World dictionary
some — 1. The use of some to mean ‘very much’ or ‘notably such’ in sentences of the type. This is some party is still considered suitable mainly for informal contexts, and Churchill s famous line in a speech in 1941, Some chicken! Some neck! (in… … Modern English usage
off kilter — ▪ Out of order, not functioning properly ▪ Out of correct condition or shape ● kilter * * * off kilter out of kilter phrase slightly strange or crazy, or not right in some way Things are totally out of kilter in our society. Thesaurus … Useful english dictionary
off kilter — or out of kilter slightly strange or crazy, or not right in some way Things are totally out of kilter in our society … English dictionary
Off-roading — A Land Rover Defender 90 off roading Off roading is a term for driving a vehicle on unsurfaced roads or tracks, made of materials such as sand, gravel, riverbeds, mud, snow, rocks, and other natural terrain. Contents 1 … Wikipedia
way — way1 W1S1 [weı] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(method)¦ 2¦(manner)¦ 3¦(direction/how to go somewhere)¦ 4¦(part of something that is true)¦ 5¦(distance/time)¦ 6¦(the space in front of you)¦ 7 make way (for something/somebody) 8 out of the way 9 on the/your/its way … Dictionary of contemporary English
way — 1 /weI/ noun METHOD 1 (C) a method of doing something: These vegetables can be cooked in several different ways. | At that time, the Pill was the easiest way of ensuring effective contraception. | I ve altered the way I teach science. | I ll tell … Longman dictionary of contemporary English
way — [[t]we͟ɪ[/t]] ♦ ways 1) N COUNT: oft N of ing, N to inf If you refer to a way of doing something, you are referring to how you can do it, for example the action you can take or the method you can use to achieve it. Freezing isn t a bad way of… … English dictionary
way — n. & adv. n. 1 a road, track, path, etc., for passing along. 2 a course or route for reaching a place, esp. the best one (asked the way to London). 3 a place of passage into a building, through a door, etc. (could not find the way out). 4 a a… … Useful english dictionary
off — off1 [ ɔf, af ] function word *** Off can be used in the following ways: as an adverb: He waved and drove off. She took her coat off and hung it up. My house is a long way off. as a preposition: She got off the bus at the next stop. Keep off the… … Usage of the words and phrases in modern English