-
1 pinch
n. kneep; pijn; beetje, snuifje--------v. knijpen; druk zetten op; bezuinigen; knellenpinch1[ pintsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kneep♦voorbeelden:2 the pinch of poverty/hunger • de nijpende armoede/hongerif it comes to the pinch • als de nood aan de man komtfeel the pinch • de nood voelen¶ at a pinch • desnoods, in geval van nood————————pinch2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 knijpen ⇒ dichtknijpen, knellen, klemmen♦voorbeelden:be pinched for money • er krap bij zitten -
2 sniff
n. snuivend geluid, gesnuif--------v. snuiven, snuffelen; ruikensniff1[ snif] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————sniff2♦voorbeelden:not to be snifffed at • niet te versmadenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 snuiven♦voorbeelden:sniff up • opsnuiven -
3 snuff
n. snuiftabak; snuif; snuifje--------v. snuiven; snuiten; de pijp uitgaan (slang), doodgaan; een einde maken aansnuff1[ snuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————snuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 pinch of
een snuifje,heel klein beetje
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский