-
1 dart
n. pijl(tje); steek, sprong--------v. (toe/weg)snellen/schieten/stuiven; (toe)werpen, plotseling richten opdart1[ da:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (plotselinge/scherpe) uitval 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ steek, sprong♦voorbeelden:make a dart for the door • naar de deur springen/schieten————————dart21 (toe/weg)snellen/schieten/stuiven♦voorbeelden:dart along/away/out • langs/weg/naar buiten stuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (toe)werpen ⇒ schieten, plotseling richten op♦voorbeelden:1 dart a glance/look at • een (plotselinge/scherpe) blik toewerpen -
2 fly
adj. uitgeslapen, uitgekookt (slang)--------n. vlieg; flap; vlucht; gulp (van de broek); tent opening--------v. vliegen (vogel); vliegen (vliegtuig); besturen v.e. vliegtuig; laten vliegen; wegvluchten; wegrennen; snel voorbijgaan; laten waaien; waaien; overstekenfly1[ flaj] 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: flies〉1 vlieg3 〈 in samenstellingen〉gevleugeld/vliegachtig insect♦voorbeelden:not harm/hurt a fly • geen vlieg kwaad doen4 your fly is undone! • je gulp staat open!a fly on the wall • een spion→ Spanish Spanish/♦voorbeelden:————————fly2————————fly33 〈 benaming voor〉 zich snel voortbewegen ⇒ vliegen, (voorbij)snellen; vluchten; omvliegen, vervliegen 〈 van tijd〉; wegvliegen 〈 van geld〉; verdwijnen, optrekken 〈 van mist〉; uit elkaar springen, alle kanten op vliegen 〈 van glas〉♦voorbeelden:fly in/out • aankomen/vertrekken per vliegtuigfly past • (in formatie) over/voorbij vliegenfly to the help of someone • iemand te hulp snellenmake the money fly • met geld smijtentime flies (like an arrow) • de tijd vliegtlet fly • (af)schieten/vuren; laten schieten〈 informeel〉 we're very late, we must fly • we zijn erg laat, we moeten rennenthe door flew open • de deur werd plotseling geopendfly into a rage/passion/temper • in woede ontstekenthe glass flew to bits/into pieces • het glas spatte in stukjes uiteenthe child flew towards its father • het kind vloog zijn vader tegemoetfly upon someone • iemand aanvliegenshe's flying high • het gaat haar voor de windII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 hasten
v. zich haasten, snellen[ heesn]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhaasten ⇒ versnellen, bespoedigen -
4 race
n. race; wedstrijd; ras, soort, afkomst--------v. rennen; deelnemen aan een wedlooprace1[ rees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wedren/loop ⇒ race2 sterke stroom/stroming4 ras5 volk ⇒ natie, stam; slag, klasse♦voorbeelden:out of/in the race • kansloos/met een goede kans (om te winnen)the races • de (honden/paarden)rennen————————race21 wedlopen ⇒ aan een wedloop deelnemen, een wedstrijd houden2 rennen ⇒ hollen, snellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 speed
n. snelheid; drugsoort om energie te krijgen; versnelling (bij auto)--------v. (te) snel rijden, de maximumsnelheid overschrijden; snellen; sneller gaan rijden; verhaasten, opjagenspeed1[ spie:d]1 (rij)snelheid ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:(at) full speed • et volle kracht, in volle vaartat a speed of • met een snelheid van————————speed2♦voorbeelden:1 speed up • sneller gaan rijden, gas geven3 speed up! • haast je wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verhaasten ⇒ haast doen maken, opjagen♦voorbeelden: -
6 aid
n. hulp; steun; bijstand--------v. helpen; bijstaanaid1[ eed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hulp ⇒ bijstand, assistentie2 hulpmiddel ⇒ apparaat, toestel♦voorbeelden:1 come/go to someone's aid • iemand te hulp komen/snellenin aid of • ten dienste van〈 informeel〉 what's that in aid of? • waar is dat goed voor/dient dat toe?first aid • eerste hulp (bij ongelukken), EHBO————————aid2〈 werkwoord〉1 helpen ⇒ steunen, bijstaan, bevorderen♦voorbeelden: -
7 come/go to someone's aid
come/go to someone's aidiemand te hulp komen/snellen -
8 come/go to someone's rescue/to the rescue of someone
come/go to someone's rescue/to the rescue of someoneiemand te hulp komen/snellenEnglish-Dutch dictionary > come/go to someone's rescue/to the rescue of someone
-
9 drive
n. rit, ritje; reis; autorit; rijweg; dwang; adaptor--------v. rijden; besturen; leiden; voortbewegendrive1[ drajv] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 drijfjacht ⇒ het (bijeen/op)drijven♦voorbeelden:————————drive21 snellen ⇒ (voort)stormen, (blijven) doorgaan2 gooien ⇒ schieten, lanceren♦voorbeelden:2 let drive at • schieten op, slaan naar→ drive at drive at/2 rijden ⇒ (be)sturen, vervoeren♦voorbeelden:drive away • wegjagendrive out • verdrijven, uitdrijven, verdringendrive off • wegrijdendrive up • voorrijdendrive off an attack • een aanval afslaandrive a stake into the ground • een paal de grond inheien2 dwingen ⇒ nopen, brengen tot♦voorbeelden: -
10 fly to the help of someone
-
11 fly to the help of
-
12 help
n. hulp; voordeel; hulp--------v. helpen; hulp bieden; genezen; maken; voordeel brengenhelp1[ help] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hulp ⇒ steun, bijstand2 help(st)er ⇒ dienstmeisje, werkster4 remedie♦voorbeelden:1 can we be of any help? • kunnen wij ergens mee helpen?fly to the help of • te hulp snellenit was not of much help to him • hij heeft er niet veel aan gehadhelp wanted • personeel/hulp gevraagd4 there is no help for it • er is niets aan/tegen te doen————————help2〈 werkwoord〉1 helpen ⇒ bijstaan, (onder)steunen, baten♦voorbeelden:help someone (to) clean/in cleaning • iemand helpen bij het schoonmakenhelp along/forward • vooruithelpen, bevorderenhelp someone off/on with his coat • iemand uit/in zijn jas helpen5 we could not help but smile • wij moesten wel glimlachen, of we wilden of nietI could not help myself • ik kon niet anders¶ he cannot help himself, that is the way he is • hij kan er niets aan doen, zo is hij nu eenmaal -
13 pelt
n. vacht; huid--------v. (neer)kletteren, (neer)kletsenpelt1[ pelt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vacht ⇒ huid, vel→ full full/————————pelt21 (neer)kletteren ⇒ (neer)kletsen/plenzen4 vuren ⇒ gooien, schieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 raken♦voorbeelden:1 the journalists pelted the president with questions • de journalisten onderwierpen de president aan een vragenvuur -
14 post
n. (in computers) de zelftest van de computer die gestart wordt wordt, de controles die de computer uitvoert al deze aangezet wordtpost1[ poost] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 paal ⇒ stijl, post2 〈 paardensport〉start/finishpaal ⇒ vertrekpunt, eindpunt4 post(bestelling) ⇒ postkantoor, brievenbus5 post ⇒ (stand)plaats, (leger)kamp6 betrekking ⇒ baan, ambt♦voorbeelden:4 by return of post • per kerende post, per omgaandeby post • per postit's in the post • het is onderweg————————post2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bekendmaken ⇒ aankondigen, openbaar maken3 posteren ⇒ plaatsen, uitzetten♦voorbeelden: -
15 rescue
n. redding--------v. reddenrescue1[ reskjoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 redding ⇒ verlossing, bevrijding2 hulp ⇒ bijstand, steun♦voorbeelden:2 come/go to someone's rescue/to the rescue of someone • iemand te hulp komen/snellen————————rescue2〈 werkwoord〉1 redden ⇒ verlossen, bevrijden♦voorbeelden: -
16 scud
-
17 skitter
-
18 spin
n. ritje; vrille; ommetje (korte rit)--------v. spinnen; draaien; verdraaien; omdraaienspin1[ spin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ in a (flat) spin • in paniek, van de kaart————————spin2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spin a story • een verhaal spinnen/verzinnen -
19 streak
n. lijn; streep; sporen; neiging; aard; eigenschap; periode--------v. voorbijschieten, flitsen; streaken, naakthollen; strepenstreak1[ strie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streep ⇒ lijn, strook2 (karakter)trek ⇒ element, tikje♦voorbeelden:a winning/losing streak • een reeks overwinningen/successen/nederlagen/verliezen————————streak21 (weg)schieten ⇒ flitsen, snellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 whip
n. zweep; zweepslag; striem; slagroom; schuim, eierschuim; verkiezings oproep; het verzamelen van jachthonden; molenwiek, rijs, twijg--------v. met de zweep slaan; slaan; doen schuimen; klappen krijgen; snelle beweging; verzamelen; verlies lijden; vissen; bindenwhip1[ wip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zweep ⇒ karwats, gesel♦voorbeelden:→ fair fair/————————whip2〈 whipped〉1 snel bewegen/doen ⇒ snellen, schieten♦voorbeelden:whip up • snel oppakken; snel in elkaar draaien/flansenhe whipped round the corner • hij schoot de hoek omII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afvissen♦voorbeelden:he whipped up his audience • hij zweepte zijn toehoorders op
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Snellen — ist der Familienname folgender Personen: Herman Snellen (1834–1908), niederländischer Augenarzt Siehe auch: Snellen Haken, ein Sehzeichen für Sehtests Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unter … Deutsch Wikipedia
snellēn — *snellēn, *snellæ̅n germ.?, schwach. Verb: nhd. kräftig sein ( Verb); ne. be (Verb) strong; Rekontruktionsbasis: ahd.; Etymologie: s. *snella ; Weiterleben: ahd. snellēn* … Germanisches Wörterbuch
Snellen — Snellen, Herman, Ophthalmolog, geb. 1834 in Zeyst, studierte in Utrecht, wurde 1862 Primärarzt und Dozent der Augenheilkunde an der niederländischen Anstalt für Augenleidende in Utrecht, 1877 Universitätsprofessor und als Nachfolger von Donders… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Snellen — noun Dutch ophthalmologist who introduced the Snellen chart to study visual acuity (1834 1908) • Syn: ↑Hermann Snellen • Instance Hypernyms: ↑ophthalmologist, ↑eye doctor, ↑oculist … Useful english dictionary
Snellen-Haken — Beim Snellen Haken (benannt nach dem niederländischen Augenarzt Herman Snellen; Synonym: E Haken) handelt sich um ein Sehzeichen in Form eines großen lateinischen E, wobei alle drei Balken eine Länge von 5 d aufweisen. Die Balken– und… … Deutsch Wikipedia
Snellen test — n a test for visual acuity presenting letters of graduated sizes to determine the smallest size that can be read at a standard distance * * * determination of visual acuity by means of Snellen test types … Medical dictionary
Snellen chart — A Snellen chart is an eye chart used by eye care professionals and others to measure visual acuity. Snellen charts are named after the Dutch ophthalmologist Herman Snellen who developed the chart in 1862.DescriptionThe traditional Snellen chart… … Wikipedia
Snellen chart — Snel·len chart snel ən n the chart used in the Snellen test with black letters of various sizes against a white background Snellen Hermann (1834 1908) Dutch ophthalmologist. Snellen was director of an eye clinic at Utrecht. In 1862 he introduced… … Medical dictionary
Snellen's chart — The familiar eye chart used to measure how well you see at various distances. Snellen s chart is imprinted with block letters that line by line decrease in size, corresponding to the distance at which that line of letters is normally visible. The … Medical dictionary
Snellen's test type — The letters on the familiar eye chart used to measure how well you see at various distances. The eye chart, known as Snellen s chart, is imprinted with block letters that line by line decrease in size, corresponding to the distance at which that… … Medical dictionary
Snellen-Sehproben — Snẹllen Sehproben [ snɛlə ; nach dem niederländischen Augenarzt Herman Snellen, * 1834, ✝ 1908], Sehzeichen (Optotypen) zur Prüfung der Sehschärfe (Sehtest), z. B. in Form der Snellen Haken, deren Lage erkannt werden muss, oder von Tafeln mit… … Universal-Lexikon