-
1 shock absorber
-
2 shock-absorber
schokbrekerschokdemper -
3 buffer
n. scheiding; scheiden; (in computers) gegevensverzameling; buffer; tijdelijke geheugen opslagplaats; schokbreker--------v. bufferen, verminderen, opvangen, minder maken; beschermen, beveiligen; toevoegen van antacidum; behandelen met een buffer (Chemie)buffer1[ buffə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buffer ⇒ stootkussen/veer/plaat/b(l)ok5 poetsgereedschap ⇒ poetskussen, poetslap, polijstschijf————————buffer2〈 werkwoord〉1 als buffer optreden voor ⇒ beschermen, behoeden -
4 damper
-
5 shock
n. schok; opschudding; electrische schok; bos; bos (haar)--------v. schok geven; aanstoot geven; schokken; een schok geven (electriciteit; hokken (schoven graan)shock1[ sjok]♦voorbeelden:1 schok ⇒ schrik, (onaangename) verrassing♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————shock21 schokken ⇒ choqueren, laten schrikken♦voorbeelden: -
6 stabilizer
n. stabilisator, iemand of iets die/dat stabiliseert; betrekkelijke grote schokbreker voor auto's; (Luchtvaart) luchtplatvorm dat een vliegtuig stabiliseert; (Zeevaart) mechanisch instrument dat het rollen van een schip in stormachtige en ruwe wateren vermindert en controleert; (Chemie) chemische stof aan een andere stof toegevoegd om het in een stabiele chemische of fysieke toestand te houden; ingrediënt (bv gelatine) in aantal desserts gebruikt om uiteenvallen tegen te gaanstabilizer, stabiliser[ steebillajzə]
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский