-
1 стягиваться
vgener. samentrekken, contraheren, zich samentrekken -
2 сжаться
zich samentrekken -
3 сосредоточить
concentreren, opeenhopen, verzamelen, samentrekken -
4 сводить
v1) gener. afvoeren (âíèç), paren, samentrekken, terugbrengen (tot-ê ÷åìó-ô.), afleiden (âíèç), samenbrengen2) scorn. aaneenkoppelen (кого-л. с кем-л.) -
5 сдвигать
vgener. samentrekken, verduwen, verrukken, verschuiven -
6 сжиматься
vgener. samenballen, zich samentrekken, contraheren, in elkaar kruipen, krempen, krimpen -
7 сжиматься, сокращаться
vgener. samentrekkenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > сжиматься, сокращаться
-
8 скопляться
vgener. zich samentrekken, zich opstapelen -
9 сливать
v1) gener. afgieten, aflaten, aftappen, afschenken, samendoen, samentrekken, versmelten2) liter. amalgameren -
10 собираться
vgener. voornemen, vergaderen, zich opmaken, scholen, aanstalten maken, bij elkaar komen, bijeenkomen, op de sprong staan, samenkomen, van plan zijn, zich samentrekken, zich verzamelen -
11 соединять
v1) gener. integreren, aaneenhechten, aaneenvoegen, aansluiten, huwen, schakelen, verbinden, aaneensluiten, aanvoegen, bijeendoen, bijeenvoegen, combineren, doorverbinden (по телефону), ineenyoegen, koppelen, lieren, samenbrengen, samendoen, samentrekken, samenvoegen, unieren, verenen, verenigen, voegen2) liter. amalgameren3) eng. aaneensmeden -
12 соединяться
v1) gener. overschakelen (по телефону), corresponderen, ineengrijpen, samentrekken, samenvloeien, zich aaneensluiten, zich paren, zich verbinden, zich verenigen2) liter. zich scharen -
13 сосредоточивать
-
14 стягивать
vgener. samentrekken, aanhalen, binden, contraheren, neertrekken
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский