-
1 сваривать
-
2 сковывать
v1) gener. (iem.) aan banden leggen (кого-л.), aaneenboeien, aaneenschakelen (вместе), boeien, ketenen, vastketenen, vastkluisteren2) eng. aaneensmeden, aaneenwellen -
3 соединять
v1) gener. integreren, aaneenhechten, aaneenvoegen, aansluiten, huwen, schakelen, verbinden, aaneensluiten, aanvoegen, bijeendoen, bijeenvoegen, combineren, doorverbinden (по телефону), ineenyoegen, koppelen, lieren, samenbrengen, samendoen, samentrekken, samenvoegen, unieren, verenen, verenigen, voegen2) liter. amalgameren3) eng. aaneensmeden -
4 спаивать
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский