-
61 degré
degré [dəgree]〈m.〉2 graad ⇒ rang, niveau, stadium3 gradatie ⇒ overgang, nuance♦voorbeelden:les degrés de comparaison • de trappen van vergelijkingles degrés de l'échelle sociale • de sporten van de maatschappelijke ladderenseignement du premier degré • basisonderwijsdegrés de la gamme • toontrapdegré de longitude • lengtegraadvin de 12 degrés • wijn met 12% alcoholdegré alcoolique d'un vin • alcoholgehalte van een wijnà un certain degré • tot op zekere hoogteau plus haut degré • in de hoogste mateparvenir au plus haut degré de la gloire • op het toppunt van zijn roem komen3 de degré en degré, par degré(s) • trapsgewijs, geleidelijkm1) trap, sport2) graad, niveau3) gradatie, nuance -
62 jeune
jeune [zĵun]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 jong4 jeugdig♦voorbeelden:une jeune fille • een meisjejeunes gens • jongeluijeune homme • jonge man, jongmensmourir jeune • jong stervenles jeunes 〈m.〉 • de jongelui, de jeugd1. m/fjongmens/jonge vrouw2. jeunesm pljeugd, jongeren3. adj1) jong2) recent, nieuw3) naïef4) jeugdig5) uit de jeugd6) krap, kort -
63 ministre
ministre [mieniestr]〈m.〉♦voorbeelden:1 Madame X., le ministre de l'Education nationale • Mevrouw X., de minister van OnderwijsMadame le ministre X. • Mevrouw X., Excellentie X.ministre délégué (auprès du ministre de) • onderminister (van de minister van)le premier ministre • de premierm1) minister2) dominee3) dienaar [kerk] -
64 ordre
ordre [ordr]〈m.〉1 orde ⇒ volgorde, rangorde, ordening4 categorie ⇒ soort, aard5 bevel ⇒ opdracht, verordening, order6 order ⇒ bestelling, opdracht♦voorbeelden:avoir de l'ordre • ordelijk zijnmanquer d'ordre • slordig zijnmettre de l'ordre • orde scheppenmettre bon ordre à • voorgoed een eind maken aanmettre de l'ordre dans • opruimen, ordenendans l'ordre chronologique • chronologischdans l'ordre d'entrée en scène • in volgorde van opkomstmettre en ordre • opruimen, ordenenen ordre de marche • startklaarpar ordre alphabétique • alfabetisch gerangschiktl'ordre établi • de gevestigde ordene pas avoir d'ordre • geen orde kunnen houdenrappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepenrentrer dans l'ordre • weer normaal wordenordre monastique • kloosterorde4 de dernier ordre • erbarmelijk slecht; totaal onbelangrijkchoses de même ordre • soortgelijke dingende premier ordre • eersteklas-affaire de premier ordre • bijzonder belangrijke zaakde second ordre • tweederangsd' ordre général • van algemene aardd' ordre philosophique • op het terrein van de filosofiec'est dans l'ordre des choses • dat is de normale gang van zakendans cet ordre d'idées • in verband hiermeeune inquiétude de cet ordre • een dermate grote onrustordre formel • uitdrukkelijk bevelje n'ai pas d'ordre à recevoir • ik kan mijn eigen boontjes wel doppenà vos ordres! • tot uw orders!être aux ordres de • ter beschikking staan vanjusqu'à nouvel ordre • tot nader orderpar ordre de, sur l'ordre de • in opdracht van6 ordre d'achat • kooporder, bestelformulierprendre des ordres • bestellingen opnemen; bevelen in ontvangst nemenà l'ordre du jour • actueel, in de modem1) orde, volgorde3) genootschap4) categorie5) bevel6) bestelling -
65 première
première1 [prəmjer]〈v.〉1 première ⇒ eerste voorstelling, primeur♦voorbeelden:1 grande première • galapremière; wereldprimeur¶ de première! • prima!, klasse!il est surpris de première • hij is uiterst verbaasd————————première2 [prəmjer]→ premierI f1) première, eerste voorstelling2) eerste klasII = premier -
66 âge
âge [aazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:d'un certain âge • niet zo jong meerâge ingrat • puberteitâge moyen • middelbare leeftijdpremier âge • kindertijdquatrième âge • hoge ouderdomquel âge a-t-elle? • hoe oud is zij?âge scolaire • leerplichtige leeftijdâge tendre • kinder- en jeugdjarentroisième âge • ouden van dagen, gepensioneerden, 65-plussersil fait plus jeune que son âge, il ne paraît pas son âge • hij ziet er jonger uit dan hij isavoir passé l'âge de • te oud zijn omil porte son âge • je kunt zien dat hij oud wordtporter bien son âge • er jong uitzien voor zijn leeftijdprendre de l'âge • ouder wordenvieux avant l'âge • vroeg oudêtre d' âge à, en âge de • oud genoeg zijn omenfant en bas âge • jong kindentre deux âges • van middelbare leeftijd2 homme d' âge • oude, bejaarde manâge de pierre • stenen tijdperkd'âge en âge • van geslacht op geslacht, alle eeuwen doorm1) leeftijd2) tijdperk, eeuw -
67 âgé
âge [aazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:d'un certain âge • niet zo jong meerâge ingrat • puberteitâge moyen • middelbare leeftijdpremier âge • kindertijdquatrième âge • hoge ouderdomquel âge a-t-elle? • hoe oud is zij?âge scolaire • leerplichtige leeftijdâge tendre • kinder- en jeugdjarentroisième âge • ouden van dagen, gepensioneerden, 65-plussersil fait plus jeune que son âge, il ne paraît pas son âge • hij ziet er jonger uit dan hij isavoir passé l'âge de • te oud zijn omil porte son âge • je kunt zien dat hij oud wordtporter bien son âge • er jong uitzien voor zijn leeftijdprendre de l'âge • ouder wordenvieux avant l'âge • vroeg oudêtre d' âge à, en âge de • oud genoeg zijn omenfant en bas âge • jong kindentre deux âges • van middelbare leeftijd2 homme d' âge • oude, bejaarde manâge de pierre • stenen tijdperkd'âge en âge • van geslacht op geslacht, alle eeuwen dooradjoud, bejaard -
68 an
an [ã]〈m.〉1 jaar♦voorbeelden:bon an, mal an • gemiddeldl'an nouveau • het nieuwe jaarle nouvel an • nieuwjaar(sdag)avoir neuf ans • negen (jaar) zijnpar an • per jaarattendre pendant cent sept ans • wachten tot sint-juttemisje m'en moque, je m'en soucie comme de l'an quarante • het laat me volkomen koudm -
69 aspect
aspect [aaspe]〈m.〉1 uiterlijk ⇒ aanblik, aspect2 aspect ⇒ kant, gezichtspunt♦voorbeelden:avoir un aspect magnifique • er schitterend uitzienavoir l'aspect de • eruitzien alsdonner un aspect triste à qc. • aan iets een droeve aanblik gevenoffrir, présenter l'aspect de qc. • aan iets doen denkenprendre un aspect plus réaliste • er realistischer beginnen uit te zienà l'aspect du danger • bij het zien van het gevaarau premier aspect • op het eerste gezichtm1) uiterlijk, aanblik2) aspect, kant, gezichtspunt -
70 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
71 brevet
brevet [brəve]〈m.〉1 getuigschrift ⇒ akte, diploma, brevet♦voorbeelden:brevet de noblesse • adelbriefbrevet de pilote • vliegbrevetdéposer un brevet • octrooi aanvragenmdiploma, getuigschrift -
72 classer
classer [klaasee]1 klasseren ⇒ rangschikken, indelen, classificeren♦voorbeelden:classer un individu • meteen weten wat voor vlees men in de kuip heeftclasser les plantes • de planten in klassen indelenêtre classé au nombre des chefs-d'oeuvre • tot de meesterwerken behorenje l'ai tout de suite classé • ik wist meteen wat ik aan hem hadclasser comme site inscrit • tot beschermd landschap verklaren♦voorbeelden:¶ se classer premier • de eerste zijn, wordense classer dans une catégorie • in een categorie vallense classer parmi les meilleurs • bij de besten behoren1. v1) klasseren, indelen, classificeren2. se classerv1) ingedeeld worden (bij), vallen (onder) -
73 date
date [daat]〈v.〉♦voorbeelden:date limite • deadlinedate limite de consommation • ten minste houdbaar totde fraîche date • pas, recentde vieille, longue date • oud, van oude datumprendre date • een datum afsprekenà la date du …, en date du … • de dato …, gedateerd (op) …être le premier en date • als eerste in aanmerking komen, de oudste rechten hebbenfaire date • een belangrijk evenement zijn, een datum van bijzondere betekenis zijnf -
74 début
début [deebuu]〈m.〉♦voorbeelden:au début • in het begin, aanvankelijktout au début, au tout début • helemaal in het begindès le (premier) début • vanaf het (allereerste) beginfaire ses débuts dans le monde • voor het eerst in het openbaar verschijnen1. mbegin, aanvang2. débutsm pl -
75 empire
empire [ãpier]〈m.〉1 keizerrijk ⇒ rijk, imperium4 (alleen)heerschappij ⇒ (opper)macht, (opper)gezag5 macht (over) ⇒ (uit)werking, invloed♦voorbeelden:l'Empire du Soleil levant • het land van de rijzende zonl'Empire byzantin • het Byzantijnse Rijkle Céleste Empire • het Hemelse Rijkle Premier Empire • het Empire, het keizerrijk van Napoleon Ile Second Empire • het Second Empire, het keizerrijk van Napoleon III2 pas pour un empire! • voor geen geld (ter wereld)!m1) imperium, rijk2) macht -
76 fraîcheur
-
77 intéressé
intéressé [ẽteeressee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 op eigen belang uit ⇒ baatzuchtig, berekenend♦voorbeelden:un(e) intéressé(e) • belangstellendeun(e) intéressé(e) • belanghebbende, betrokkenec'est vous le premier intéressé • u bent de meest direct betrokkeneadj2) op eigen belang uit, berekenend -
78 janvier
-
79 jet
jet1 [zĵe]〈m.〉3 straal♦voorbeelden:à un jet de pierre • op een steenworp afstand3 jet d'eau • waterstraal, fonteinjet de flamme • steekvlamà jet continu • aan een stuk doord' un (seul) jet • in één keer, ineens————————jet2 [dzĵet]〈m.〉m1) worp, gooi2) (het) gieten [metaal]3) straal4) loot [plant] -
80 lieu
〈m.〉1 plaats ⇒ plek, oord♦voorbeelden:1 lieux d'aisances • gemak, wclieu de passage • plaats waar veel mensen langskomenl'usage des lieux • het gebruik van de streeken haut lieu • in hooggeplaatste kringenmauvais lieu • huis van ontuchtlieux proches, voisins • omgeving, omstrekenlieu public • openbare weg, gelegenheidlieu saint • heiligdom, tempel, kerkmettre qc. en lieu sûr • iets veilig opbergen, achter slot en grendel stoppenmettre qn. en lieu sûr • iemand in veiligheid brengens'il y a lieu • als daar reden toe isavoir lieu • plaats hebben, gebeurenelle me tenait lieu de tout • zij was alles voor metenir lieu de • vervangen, de plaats innemen vanau lieu de • in plaats vanen tous lieux • overalen son lieu • op zijn beurten lieu et place de qn. • rechtens iemandse rendre sur les lieux • zich naar de plaats van het ongeval, het misdrijf begevensur les lieux • ter plaatse〈 formeel〉 au lieu que 〈+ aantonende wijs〉 • terwijl (daarentegen); 〈+ aanvoegende wijs〉 in plaats dat2 vider les lieus • de woning, zaal (enz.) ontruimen, ophoepelenen dernier lieu • ten slotteen premier lieu • in, op de eerste plaatsavoir lieu de • reden hebben omdonner lieu à • aanleiding geven totdonner lieu à une demande • gevolg geven aan een verzoekil y a tout lieu de • er is alle reden om1. m1) plaats, plek2) aanleiding2. lieuxm plwoning, pand
См. также в других словарях:
premier — premier, ière [ prəmje, jɛr ] adj. et n. • 1104; primer 980; lat. primarius, de primus I ♦ Adj. Qui vient avant les autres, dans un ordre (le plus souvent avant le nom, en épithète). 1 ♦ Qui est le plus ancien ou parmi les plus anciens dans le… … Encyclopédie Universelle
premier — premier, ière (pre mié, miè r ; dans le XVIIe siècle, on prononçait prémier, DANGEAU, Gramm. p. XIX ; au XVIe siècle, on faisait sonner l r, PALSGRAVE, p. 60) adj. 1° Qui précède les autres par rapport au temps, au lieu, à l ordre. • Or c… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
premier — PREMIER, [premi]ere. adj. Qui precede par rapport au temps, à l ordre, au lieu, à la dignité, à la situation, &c. Le premier homme, Adam nostre premier pere, nos premiers parents. le Dimanche est le premier jour de la semaine. le premier point du … Dictionnaire de l'Académie française
premier — Premier, m. acut. Primus, Primarius. Il est tantost nom, Comme, Le premier des chevaliers, Primus equitum; Tantost adverbe, et signifie ores Premierement, c est à dire la premiere fois, Primo. au 2. li. d Amadis, toutesfois il en douta, pource… … Thresor de la langue françoyse
PREMIER — (automobile) Pour les articles homonymes, voir Premier. La société Premier du Groupe indien PAL est un constructeur automobile indien qui a été très étroitement lié au constructeur italien Fiat. Histoire Créée en 1944, Premier a débuté son… … Wikipédia en Français
Premier — Saltar a navegación, búsqueda El título Premier es usado para distinguir la cabeza de gobierno en algunos países. En muchas naciones, el título Premier es usado indistintamente con el de Primer Ministro. Por ejemplo, el Premier Italiano es la… … Wikipedia Español
premier-né — [ prəmjene ], première née [ prəmjɛrne ] adj. et n. • XIIIe; de premier et né ♦ Le premier enfant (opposé à dernier né). ⇒ aîné. Les premiers nés. « Il n y a peut être pas de joie comparable à celle de la mère qui voit son premier né » (Diderot) … Encyclopédie Universelle
premier — PREMIÉR, Ă, premieri, e, s.m., s.f. I. 1. s.m. Prim ministru. 2. s.f. Femeie care supraveghează sau execută probele într un atelier de croitorie, de lenjerie sau într o casă de mode. II. s.f. Prima reprezentaţie a unei piese de teatru, a unei… … Dicționar Român
premier — prem‧i‧er [ˈpremiə ǁ prɪˈmɪr] adjective [only before a noun] most successful or important: • the premier bond trading firm on Wall Street • an agreement to buy some of America s premier golf resorts * * * premier UK US /ˈpremiər/ US /prɪˈmɪər/… … Financial and business terms
Premier-ne — Premier né Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Le premier né est l aîné d une famille. Dans la tradition juive, le rachat du premier né est une coutume selon laquelle tout père doit racheter … Wikipédia en Français
Premier — Pre mi*er, a. [F. premier, fr. L. primarius of the first rank, principal, fr. primus the first. See {Primary}, {Prime}, a.] 1. First; chief; principal; as, the premier place; premier minister. Camden. Swift. [1913 Webster] 2. Most ancient; said… … The Collaborative International Dictionary of English