-
1 to sound
peilen -
2 direction finding
peilenpeiling -
3 fathom
n. vadem (lengte eenheid)--------v. peilen, doorgronden; peilen van dieptefathom1[ fæðəm] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fathom2〈 werkwoord〉 -
4 plumb
adj. loodrecht--------adv. loodrecht; je reinste onzin; precies--------n. (schiet)lood; dieplood--------v. met schietlood meten,peilen; doorgronden; aansluiten (waterleiding)plumb1[ plum] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 off/out of plumb • niet loodrecht, niet in het lood————————plumb2♦voorbeelden:————————plumb3〈 werkwoord〉1 loden ⇒ peilen met dieplood, meten met schietlood2 in het lood zetten ⇒ verticaal zetten, loodrecht maken————————plumb4〈 bijwoord〉1 loodrecht ⇒ precies in het lood/verticaal♦voorbeelden: -
5 sound
adj. gezond en wel; aanspreekbaar; diep; gevestigd; ontwikkeld; zeker; rechtvaardig; geloofwaardig; sterk--------n. geluid; klank; zeeëngte; uitspraak; medisch instrument--------v. ken; peilen, polsen; laten horen; horen; uitsprekensound1[ saund]2 inham ⇒ baai, golf1 geluid ⇒ klank, toon♦voorbeelden:1 I don't like the sound of it • het bevalt me niet, het zit me niet lekkerfrom/by the sound(s) of it/things • zo te horen————————sound2〈bijvoeglijk naamwoord; soundness〉3 solvent ⇒ financieel gezond; evenwichtig, betrouwbaar♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 be (as) sound as a bell • (zo) gezond als een vis zijn; perfect functioneren 〈 machine〉a sound mind in a sound body • een gezonde geest in een gezond lichaam————————sound3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————sound4〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
6 budget
n. begroting, budget--------v. begroten; budget peilenbudget1[ budzjit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on a budget • zuinig————————budget2♦voorbeelden:————————budget31 budgetteren ⇒ een/de begroting opstellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in een begroting opnemen ⇒ reserveren, ramen -
7 gauge
n. meter (water, gas, enz.); maat--------v. standaard/ maat; peilglasgauge11 〈 benaming voor〉(standaard/ijk)maat ⇒ vermogen, capaciteit, inhoud; binnenwerkse maat 〈 van pijp, buis enz.〉, kaliber 〈 ook van vuurwapens〉; spoorbreedte/wijdte 〈 ook van wagen〉; diepgang 〈 van schip〉2 〈 benaming voor〉 meetinstrument ⇒ meter; kaliber; peilglas; maatstok; drukniveaumeter; gradenboog; regenmeter; windmeter————————gauge21 meten ⇒ uit/af/opmeten, peilen2 schatten ⇒ taxeren, ramen -
8 wad
n. wad (bestand toegevoegd aan computerspelletjes en bevat informatie over mogelijkheden van het spel, verschillende peilen, doelen, grafische ontwerp, enz.)wad1[ wod] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————wad2〈werkwoord; wadded〉 -
9 Cascade Style Sheets
trapsgewijze stijlregels (bevat aantal peilen van schrijfstijl die te veranderen zijn door producent van kanaal en die vormelasticiteit mogelijk maken) -
10 plumb for a candidate
een kandidaat peilen -
11 plumbable
adj. te peilen; te doorgronden -
12 to gauge
ijkenmetenmeten oppeilenschattenvoelen
См. также в других словарях:
Peilen — Peilen, 1) die Tiefe u. den Grund des Wassers mit dem Senkblei untersuchen, ob es fahrbar ist u. welchen Ankergrund es hat; 2) die Pumpe peilen, zusehen, wie hoch das Wasser im unteren Schiffsraume steht; so auch Peilcompaß, so v.w.… … Pierer's Universal-Lexikon
peilen — Vsw den Standort bestimmen erw. fach. (18. Jh.) Hybridbildung. Ursprünglich die Wassertiefe messen . Aus dem Niederdeutsch Niederländischen übernommen als Ableitung zu Pegel in einer Lautvariante. Ebenso nndl. peilen, nschw. pejla, nnorw.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Peilen — (holländ., »messen«), im Seewesen soviel wie mit dem Kompaß die Himmelsrichtung bestimmen oder mit dem Lot die Wassertiefe messen. Die Sonne p. heißt deren Azimut bestimmen; einen Leuchtturm p. heißt auf der Peilvorrichtung des Kompasses den… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Peilen — Peilen, Peilung (niederd.), die Richtung, in der man einen Gegenstand erblickt, durch den Kompaß bestimmen; eine Wassertiefe mittels des Lots abmessen, geschieht bei geringen Tiefen mit der in Zentimeter geteilten Peilstange. Kreuzpeilung, die… … Kleines Konversations-Lexikon
Peilen — Peilen, in der Seemannssprache die Wassertiefe abmessen; auch die Richtung, in der ein Gegenstand gesehen wird, mit dem Compaß bestimmen … Herders Conversations-Lexikon
peilen — »die Wassertiefe, Himmelsrichtung oder dgl. bestimmen; visieren«: Das aus der niederd. Seemannssprache ins Hochd. übernommene Verb geht zurück auf mnd. pegelen »die Wassertiefe messen, eine Flüssigkeitsmenge bestimmen«, das von mnd. pegel… … Das Herkunftswörterbuch
peilen — V. (Aufbaustufe) die Lage oder Richtung zu etw. mit einem Kompass o. Ä. bestimmen Beispiel: Er hat die Station mit einem speziellen Gerät gepeilt … Extremes Deutsch
Peilen — Das Peilen oder die Peilung (niederdeutsch aus mittellateinisch pagella „Messlatte“, etymologisch verwandt zu „Pegel“) lässt sich definieren als: eine Messung oder Orientierung: eine Winkelmessung in der Navigation, siehe Peilung ugs. eine… … Deutsch Wikipedia
peilen — spannen (ugs.); begreifen; verstehen; blicken (umgangssprachlich); raffen (umgangssprachlich); checken (umgangssprachlich); kapieren (umgangssprachlich); schnallen ( … Universal-Lexikon
peilen — ansteuern, anvisieren, zielen; (Schifffahrt, Flugw.): anpeilen. * * * peilen:1.⇨orientieren(II,2)–2.dieLagep.:⇨orientieren(II,2);überdenDaumenp.:⇨schätzen(1) peilen 1.anpeilen,anvisieren,einenRichtpunktnehmen,zielenauf… … Das Wörterbuch der Synonyme
peilen — pei·len; peilte, hat gepeilt; [Vt] etwas peilen mit einem Kompass oder mit elektrischen Geräten feststellen, wo oder in welcher Entfernung etwas ist <ein Schiff, eine Station, den Standpunkt eines Schiffes peilen> || hierzu Pei·lung die … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache