-
1 overladen
-
2 heap insults on
overladen met beledigingen -
3 glut
n. overvloed; overschot; overvoering--------v. (over)verzadigen; overladen; overvoeren (de markt)glut1[ glut] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————glut2〈werkwoord; glutted〉♦voorbeelden: -
4 load
n. vracht, lading; last; depressie--------v. inladen, laden; beladen; overladen; opladen; belastenload1[ lood] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:they have loads of money • ze zwemmen in het geld¶ come down like a load of bricks (on someone) • met een geweldige smak neerkomen (op iemand); plotseling te keer gaan (tegen iemand)————————load2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the table was loaded with presents • de tafel stond vol met cadeausthe dice seem to be loaded against me • het lijkt erop dat ik tegengewerkt word -
5 ornate
adj. versierd (te veel); overladen; bloemrijk (letterkundig)[ o:neet] 〈 ornateness〉1 sierlijk ⇒ overladen, barok -
6 overburden
-
7 a tight schedule
-
8 burden
n. last; gewicht; acceptatievermogen--------v. opladen; verzwarenburden1[ bə:dn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 last ⇒ vracht, verplichting2 leidmotief ⇒ grond/hoofdthema, kern♦voorbeelden:1 beast of burden • lastdier, pakdier/ezel/paardthe white man's burden • de last/taak des blankenburden of proof • bewijslastthe burden of taxation • de belastingdrukbe a burden to someone • iemand tot last zijn————————burden2〈 werkwoord〉1 belasten ⇒ be/overladen, (zwaar) drukken op -
9 covered in/crowned with glory
covered in/crowned with glory -
10 glory
-
11 heap
n. hoop; (in computers) heap, gereserveerde of vrije ruimte in het computer geheugen voor de tijdelijke opslag van belangrijke bronnen--------v. ophopen; verzamelen; opvullenheap1[ hie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoop ⇒ stapel, berg♦voorbeelden:I've heard that story heaps of times • ik heb dat verhaal al zo vaak gehoordit was heaps better • het was stukken beter————————heap2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 hospitality rained upon the visitors
hospitality rained upon the visitorsEnglish-Dutch dictionary > hospitality rained upon the visitors
-
13 lavish something on someone
lavish something on someoneiemand overladen/overstelpen met iets -
14 lavish
adj. verkwistend; gul; in overvloed aanwezig--------v. verspillen; verspreiden; met gulle hand gevenlavish1[ lævisj] 〈bijvoeglijk naamwoord; lavishness〉1 kwistig ⇒ gul, verkwistend2 overvloedig ⇒ buitensporig, overdadig♦voorbeelden:2 lavish praise • overdadige/kwistige lof————————lavish2〈 werkwoord〉1 kwistig/met gulle hand geven/schenken♦voorbeelden:1 lavish something on someone • iemand overladen/overstelpen met iets -
15 overstock
v. te grote voorraad hebbenoverstockII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 een te grote voorraad aanhouden/opslaan van♦voorbeelden:1 overstock with • overvoeren met/van -
16 overweight
n. overgewichtoverweight1♦voorbeelden:————————overweight2♦voorbeelden:————————overweight3〈 werkwoord〉 -
17 pad
n. kussen, opvulsel, stootkussen, stempelkussen, beenkap; blocnote; (landings/lanceer)platform--------v. vullen; lopen; stappenpad1[ pæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kussen(tje) ⇒ vulkussen, opvulsel; stootkussen; onderlegger; stempelkussen; 〈 sport〉 beenbeschermer3 (landings/lanceer)platform————————pad2〈 padded〉2 lopen ⇒ stappen, te voet gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 aflopen♦voorbeelden:padded envelope • luchtkussenenveloppe -
18 plaster
n. pleister; cement; pleister--------v. besmeren; aanplakken; gips leggen, gipsen; groot verlies lijden (slang)plaster1[ pla:stə] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 gips♦voorbeelden:————————plaster2〈 werkwoord〉1 pleisteren ⇒ bepleisteren, bedekken♦voorbeelden:plaster over/up • dichtpleisteren -
19 rain
n. regen, bui--------v. regenenrain1[ reen]1 regen ⇒ regenbui, regenval♦voorbeelden:a rain of blows • een reeks klappena rain of congratulations • een stroom gelukwensen¶ (come) rain or shine • weer of geen weer, onder alle omstandigheden→ right right/II 〈meervoud; the〉————————rain2♦voorbeelden:hospitality rained upon the visitors • de bezoekers werden overladen met gastvrijheid→ rain down rain down/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 the match was rained off/ 〈 Amerikaans-Engels〉 out • de wedstrijd werd afgelast/onderbroken vanwege de regen2 the father rained presents upon his only daughter • de vader overstelpte zijn enige dochter met cadeaus→ rain down rain down/ -
20 rococo
adj. van of behorende bij Rococostijl in kunst en muziek[ rəkookoo]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
overladen — [ō΄vər lād′ n] adj. having too heavy a load * * * o·ver·lad·en (ō vər lādʹn) adj. Loaded or burdened too heavily. * * * … Universalium
overladen — [ō΄vər lād′ n] adj. having too heavy a load … English World dictionary
overladen — adjective a) packed heavily, especially beyond normal capacity; overloaded: a tray overladen with food, a trunk overladen with clothes b) burdened excessively: a student overladen with homework, first time parents overladen with new… … Wiktionary
Overladen — Overlade O ver*lade , v. t. [imp. {Overladed}; p. p. {Overladen}; p. pr. & vb. n. {Overlading}.] [Cf. {Overload}.] To load with too great a cargo; to overburden; to overload. Spenser. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
overladen — o|ver|la|den [ˌəuvəˈleıdn US ˌouvər ] adj filled with too many people or things ▪ overladen buses … Dictionary of contemporary English
overladen overloaded — filled filled adj. 1. containing as much or as many as is possible or normal; as, filled to overflowing. Opposite of {empty}. [Narrower terms: {abounding in(predicate), abounding with(predicate), bristling with(predicate), full of(predicate),… … The Collaborative International Dictionary of English
overladen — o|ver|lad|en [ ,ouvər leıdn ] adjective MAINLY LITERARY carrying too heavy a load … Usage of the words and phrases in modern English
overladen — adj. overburdened; overloadedv. overload, overburden … English contemporary dictionary
overladen — adjective bearing too large a load … English new terms dictionary
overladen — verb a past tense and past participle of overload … Longman dictionary of contemporary English
overladen — o•ver•la•den [[t]ˌoʊ vərˈleɪd n[/t]] adj. cvb excessively burdened • Etymology: 1650–55 … From formal English to slang