-
1 ontzenuwen
1 [afdoende weerleggen] réfuter2 [krachteloos maken] affaiblir♦voorbeelden:volledig ontzenuwen • pulvériser -
2 ontzenuwen
♦voorbeelden: -
3 ontzenuwen
-
4 ontzenuwen
v. enervate, unnerve, invalidate, emasculate, refute, puncture, whittle down -
5 ontzenuwen
-
6 ontzenuwen
réfuter, rejeter -
7 een tegenwerping bij voorbaat ontzenuwen
een tegenwerping bij voorbaat ontzenuwenDeens-Russisch woordenboek > een tegenwerping bij voorbaat ontzenuwen
-
8 volledig ontzenuwen
volledig ontzenuwen -
9 geruchten ontzenuwen
geruchten ontzenuwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geruchten ontzenuwen
-
10 лишать силы
vgener. ontzenuwen (доказательство) -
11 обессиливать
vgener. ontzenuwen, afmatten, verzwakken -
12 опровергать
v1) gener. doorprikken, ontzenuwen, rechtzetten (в газете), tegenpraten, afbreken (теорию), betwisten, dementeren, tegenspreken, weerleggen, weerroepen2) liter. terugslaan -
13 demolish
-
14 emasculate
-
15 explode
v. ontploffen, opblazen, kapot slaan[ iksplood]1 exploderen ⇒ ontploffen, (uiteen)barsten3 snel/plots stijgen♦voorbeelden:explode with laughter • in lachen uitbarstenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 invalidate
v. ongeldig (krachteloos) maken; ontzenuwen[ invæliddeet] 〈zelfstandig naamwoord: invalidation〉1 ongeldig maken/verklaren ⇒ nietig/krachteloos maken♦voorbeelden: -
17 scotch
-
18 spike
n. aar; punt, spijl; pen; lange nagel; tand (v.e. kam)--------v. (vast)spijkeren; (door)prikken; van punten voorzien; (een scheutje alcohol) toevoegen aan; buiten gevecht stellen, een eind maken aanspike1[ spajk]II 〈 meervoud〉————————spike2〈 werkwoord〉1 (be/vast)spijkeren ⇒ (vast)nagelen2 van spijkers/punten/spikes voorzien4 kwetsen ⇒ doorboren, beschadigen♦voorbeelden: -
19 contredire
contredire [kõtrədier]1 tegenspreken ⇒ betwisten, bestrijden2 in strijd zijn met ⇒ strijdig zijn met, in tegenspraak zijn met1 elkaar, zichzelf tegenspreken1. v1) tegenspreken, bestrijden3) weerleggen [juridisch]2. se contredirev1) elkaar/zichzelf tegenspreken -
20 poudre
poudre [poedr]〈v.〉♦voorbeelden:poudre de riz • toilet-, talkpoederpoudre de tabac • snuiftabakpoudre effervescente • bruispoederpoudre purgative • zuiveringszoutjeter de la poudre aux yeux de qn. • iemand zand in de ogen strooienen poudre • in poedervormchocolat en poudre • cacaocafé en poudre • oploskoffiesucre en poudre • poedersuikerréduire en poudre • vermalen, fijnstampen; 〈 figuurlijk〉 de grond in boren; 〈 argumenten〉 ontzenuwenil n'a pas inventé la poudre • hij heeft het buskruit niet uitgevondencela sent la poudre • de situatie is explosieftirer sa poudre aux moineaux • zijn kruit verschietenpoudre à canon • buskruitpoudre à feu • springstofêtre vif comme la poudre • een explosief karakter hebben1. f1) poeder2) heroïne3) kruit2. poudresf pl
- 1
- 2