-
1 receptivity
n. receptiviteit, opnemingsvermogen; ontvankelijkheid[ rie:septivvətie] -
2 capability
n. bekwaamheid[ keepəbillətie] 〈meervoud: capabilities〉1 vermogen ⇒ capaciteit, bekwaamheid2 potentievermogen ⇒ vatbaarheid, ontvankelijkheid♦voorbeelden:1 nuclear capability • nucleaire potentie/slagkracht -
3 sensibility
n. gevoeligheid; begripvol; gevoelig; begrip; smaak[ sensəbillətie] 〈meervoud: sensibilities〉I 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉♦voorbeelden: -
4 sensitivity
n. gevoeligheid[ sensətivvətie] -
5 receptiveness
n. ontvankelijkheid -
6 responsiveness
n. reageren op; begrip; ontvankelijkheid
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский