-
1 onpasselijk
♦voorbeelden:onpasselijk zijn • avoir mal au coeur -
2 onpasselijk
-
3 onpasselijk
тошный; тошнотный* * *onpásselijk wórden — почувствовать тошноту
-
4 onpasselijk
adj. indisposed, unwell -
5 onpasselijk worden
onpasselijk worden -
6 onpasselijk zijn
onpasselijk zijn -
7 onpasselijk worden/zijn
onpasselijk worden/zijnfeel nauseous/sickVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onpasselijk worden/zijn
-
8 onpasselijk worden
прил.общ. плохо себя почувствовать, чувствовать тошноту -
9 naar
I.aufII.inIII.nachIV.zuV.[misselijk]ekligVI.[misselijk]scheußlichVII.[misselijk]unangenehmVIII.[onpasselijk]schlecht [übel]IX.[onpasselijk]übel -
10 плохо себя почувствовать
advgener. onpasselijk wordenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > плохо себя почувствовать
-
11 чувствовать тошноту
vgener. onpasselijk wordenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > чувствовать тошноту
-
12 liverish
adj. een leverziekte hebbend, geïrriteerd♦voorbeelden: -
13 queasy
-
14 sick
adj. ziek; ziekelijk; misselijk; overgevend; ziek (i. betekenis van "er genoeg van hebbend"); verlangend; besmet (oogst)--------n. zieken (+the)sick1————————sick2♦voorbeelden:a sick mind • een ziekelijke geestII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 wee ⇒ onpasselijk/misselijk makend♦voorbeelden:♦voorbeelden:〈 voornamelijk Brits-Engels〉 be sick • overgeven, brakenturn sick • misselijk worden/makenbe worried sick • doodongerust zijnyou make me sick! • je doet me walgen!I am sick at heart • ik ben diepbedroefdI am sick of the sight of it • ik word misselijk als ik het zie¶ sick to death of someone/something • iemand/iets spuugzat zijnsick with envy • groen van nijd -
15 avoir un, des haut-le-coeur
avoir un, des haut-le-coeuronpasselijk worden, kokhalzenDictionnaire français-néerlandais > avoir un, des haut-le-coeur
-
16 *haut-le-coeur
-
17 плохо себя почувствовать
advgener. onpasselijk worden -
18 чувствовать тошноту
vgener. onpasselijk worden -
19 misselijk
♦voorbeelden:misselijk zijn • avoir mal au coeureen misselijke opmerking • une remarque mocheeen misselijke streek • un sale tourdoe niet zo misselijk! • tu m'embêtes! -
20 ongesteld
- 1
- 2
См. также в других словарях:
unpäßlich — Adj erw. stil. (17. Jh.) Hybridbildung. Aus ndd. to passe sīn, das zu passen angemessen, gelegen sein gehört, als negierende Zusammenrückung. Ebenso nndl. onpasselijk, ndn. upasselig, nnorw. upasselig. deutsch s. un , s. passen … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache