-
21 sheer nonsense
dom geklets, geklets zonder inhoud -
22 spoke nonsense
sprak onzin -
23 stuff and nonsense
kletskoek, kklare onzin; gekke ideeën -
24 stuff and nonsense !
kletskoek! kklare nonsens, je reinste onzin! -
25 talk nonsense
nonsens praten -
26 what nonsense
wat een onzin! -
27 Thatcherite
n. aanhanger van beleid van Tatcher[ θætsjərajt] -
28 arrant
adj. onopgelost; in ongenade; zwervend[ ærənt] 〈 pejoratief〉1 compleet ⇒ volslagen, doortrapt♦voorbeelden:arrant nonsense • kklare onzin -
29 blithering
adj. leuterend, onsamenhangend kletsend[ bliðring] 〈 pejoratief〉♦voorbeelden:1 you blithering idiot! • volslagen/stomme idioot dat je bent!blithering nonsense • kklare onzin -
30 buy
n. koop; "koopje"--------v. kopen; aanschaffenbuy1[ baj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aankoop ⇒ aanschaf, koop————————buy21 (aan/in/op)kopen ⇒ aanschaffen♦voorbeelden:the dollar doesn't buy what it used to • de dollar is ook niet meer (waard) wat ie waspeace was dearly bought • de vrede werd duur betaaldbuy time • tijd winnenbuy back • terugkopenbuy off • afkopen, omkopenbuy out • los/uit/vrijkopen; opkopen, (in zijn geheel) overnemenbuy up • opkopen, overnemen→ buy in buy in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:I'll buy it/that • dat neem ik aan, dat kan ik accepteren -
31 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
32 mere
adj. louter; niet meer dan--------n. meer[ miə]♦voorbeelden:a mere child • (nog) maar een kindmere imagination • zuiver inbeeldingmere nonsense • pure onzinat the mere thought of it • alleen al de gedachte eraana mere 10 pounds • niet meer dan/op de kop af 10 pond -
33 outright
-
34 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
35 perfect
adj. perfect; volmaakt; volslagen--------v. perfectioneren, vervolmakenperfect1[ pə:fikt]1 perfect ⇒ volmaakt; uitstekend, voortreffelijk; volledig, (ge)heel; onberispelijk, foutloos♦voorbeelden:have a perfect set of teeth • een volledig gaaf gebit hebbenperfectly capable of • alleszins in staat omperfect for • uitermate geschikt voorperfect in • heel bekwaam/bedreven inperfect tense • (werkwoord in de) voltooide tijdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 volslagen ⇒ volledig, totaal♦voorbeelden:perfect nonsense • je reinste onzina perfect stranger • een volslagen onbekendeperfectly ugly • afschuwelijk lelijk————————perfect2♦voorbeelden: -
36 plumb
adj. loodrecht--------adv. loodrecht; je reinste onzin; precies--------n. (schiet)lood; dieplood--------v. met schietlood meten,peilen; doorgronden; aansluiten (waterleiding)plumb1[ plum] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 off/out of plumb • niet loodrecht, niet in het lood————————plumb2♦voorbeelden:————————plumb3〈 werkwoord〉1 loden ⇒ peilen met dieplood, meten met schietlood2 in het lood zetten ⇒ verticaal zetten, loodrecht maken————————plumb4〈 bijwoord〉1 loodrecht ⇒ precies in het lood/verticaal♦voorbeelden: -
37 pure
adj. zuiver; rein; louter[ pjoeə] 〈purer; pureness〉1 puur ⇒ zuiver, onvervalst2 volkomen ⇒ zuiver, puur♦voorbeelden:pure in body and mind • zuiver/rein van lichaam en geest〈 voornamelijk na zelfstandig naamwoord, informeel〉 pure and simple • niets dan, eenvoudigweglaziness pure and simple • niets dan luiheidpure chance • zuiver toeval -
38 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden: -
39 sheer
adj. ragfijn; kklaar; loodrecht; absoluut; puur; dun; doorzichtig--------adv. doorzichtig; in het geheel; absoluut--------n. uitwijking, afwijking--------v. uitwijkensheer11 dun ⇒ doorschijnend, transparant♦voorbeelden:1 sheer nylon • dun/doorzichtig nylonII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 volkomen ⇒ zuiver, je reinste♦voorbeelden:1 that's sheer nonsense • dat is kklare onzin!————————sheer2〈 werkwoord〉 〈 scheepvaart〉1 gieren ⇒ scherp uitwijken, zwenken♦voorbeelden:sheer away from • mijden————————sheer3〈 bijwoord〉2 compleet ⇒ regelrecht, volkomen -
40 stark
adj. stijf, strak; grimmig; naakt; bar; kras--------adv. volledig; spier(naakt)stark1[ sta:k] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 grimmig2 stijf♦voorbeelden:stark poverty • bittere armoedestark truth • naakte waarheid→ stiff stiff/————————stark2〈 bijwoord〉1 volledig♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
NONSENSE — « A piece of nonsense », c’est en anglais courant une bêtise, une absurdité: un «non sens» bien sûr; et pourtant, le terme anglais a une richesse spécifique. Anglais d’abord parce que la langue anglaise en est le lieu sonore d’élection; ainsi les … Encyclopédie Universelle
Nonsense — es una figura literaria que puede ser en verso o en prosa, que busca generar, juegos de palabras que trasgreden las formas comunes de la sintaxis y la semántica, juegos que resultan extraños, comúnmente humorísticos y absurdos. Literalmente… … Wikipedia Español
nonsense — nonsense, twaddle, drivel, bunk, balderdash, poppycock, gobbledygook, trash, rot, bull are comparable when they mean something said or proposed which is senseless or absurd. Nonsense is the most general of these terms; it may be referred to… … New Dictionary of Synonyms
nonsense — Uses of nonsense as a countable noun (i.e. preceded by a or in the plural) have become common in current use, especially in BrE: • I knew you d make a nonsense of it so I told Wallis to be ready to take over L. Cooper, 1960 • I could only pray… … Modern English usage
Nonsense — Non sense, n. [Pref. non + sense: cf. F. nonsens.] 1. That which is not sense, or has no sense; words, or language, which have no meaning, or which convey no intelligible ideas; absurdity. [1913 Webster] 2. Trifles; things of no importance. [1913 … The Collaborative International Dictionary of English
nonsense — index jargon (unintelligible language), platitude Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
nonsense — / nɑnsəns/, it. / nɔnsens/ s. e agg. ingl. [propr. sciocchezza , comp. di non non e sense senso ], usato in ital. come s.m. e agg., invar. ■ s.m. [cosa insensata, assurda e sim.: quello che dici è un n. ] ▶◀ assurdità, insensatezza, nonsenso.… … Enciclopedia Italiana
nonsense — (n.) 1610s, from NON (Cf. non ) + SENSE (Cf. sense); perhaps influenced by Fr. nonsens … Etymology dictionary
nonsense — |nònsénce| s. m. Aquilo que é contrário à razão ou ao bom senso. = ABSURDO ‣ Etimologia: palavra inglesa … Dicionário da Língua Portuguesa
nonsense — [n] craziness, ridiculousness absurdity, babble, balderdash*, baloney*, bananas*, bombast, bull*, bunk*, claptrap*, drivel, fatuity, flightiness, folly, foolishness, fun, gibberish, giddiness, hogwash*, hooey*, hot air*, imprudence, inanity,… … New thesaurus
nonsense — ► NOUN 1) words that make no sense. 2) foolish or unacceptable behaviour. 3) an absurd or unthinkable scheme, situation, etc. DERIVATIVES nonsensical adjective nonsensically adverb … English terms dictionary