-
1 to precipitate
neerslaanuitscheiden -
2 niederschlagen
-
3 déposer
déposer [deepoozee]2 neerslaan ⇒ bezinksel vormen, bezinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerzetten ⇒ neer-, afleggen, afzetten2 in bewaring geven ⇒ in depot geven, afgeven4 doen neerslaan ⇒ doen bezinken, afzetten♦voorbeelden:déposer ses hommages aux pieds de qn. • iemand zijn eerbied betuigendéposer le masque • het masker afwerpendéfense de déposer des ordures • verboden vuil te stortenmarque déposée • gedeponeerd handelsmerk→ bilan1. v1) getuigen3) neerleggen5) afzetten, uit zijn ambt ontzetten6) afnemen [gordijn, schilderij]7) aanhangig maken [politiek]2. se déposer (sur)vbezinken, neerslaan -
4 precipitate
adj. steil; haastig; onbezonnen--------n. precipiteren; storting; aparte stof--------v. neerslaan, bezinken; (neer)storten, (neer)werpenprecipitate1[ prissippittət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 overhaast ⇒ onbezonnen, plotseling————————precipitate3[ prissippitteet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 her death precipitated him into a state of total indifference • haar dood stortte hem in een toestand van totale onverschilligheid -
5 scotch a mutiny
een opstand neerslaan, doen neerslaan van een opstand -
6 assommer
assommer [aasommee]〈 werkwoord〉1 (dood)slaan ⇒ afmaken, neerslaan2 vervelen ⇒ vermoeien, lastig vallen♦voorbeelden:être assommé par des arguments • overstelpt worden met argumentense faire assommer par la police • klappen krijgen van de politiev1) (dood)slaan, neerslaan2) overbluffen -
7 condenser
condenser [kõdãsee]1 condenseren ⇒ verdichten, indampen2 inkorten ⇒ uiterst beknopt uitdrukken, samenvatten1. v1) condenseren, verdichten2) inkorten, samenvatten2. se condenservcondenseren, neerslaan -
8 précipiter
précipiter [preesiepietee]1 naar beneden gooien, storten ⇒ 〈 figuurlijk〉 storten (in), tot verval brengen2 versnellen ⇒ verhaasten, bespoedigen♦voorbeelden:♦voorbeelden:2 les événements politiques se précipitaient • de politieke gebeurtenissen volgden elkaar hoe langer hoe sneller opse précipiter au-devant de qn. • iemand tegemoet snellen1. v2) versnellen, bespoedigen3) neerslaan [scheikunde]2. se précipiterv2) zich haasten -
9 baisser les yeux
-
10 rabattre
rabattre [raabaatr]3 neerslaan ⇒ neerstrijken, neerdrukken, dichtslaan4 verminderen ⇒ temperen, vernederen♦voorbeelden:4 en rabattre • inbinden, bakzeilhalen→ caquet♦voorbeelden: -
11 fällen
-
12 опускать
neerlaten, laten zakken, neerslaan ; weglaten, uitlaten -
13 опустить
neerlaten, laten zakken, neerslaan ; weglaten, uitlaten -
14 сбивать
afslaan, neerslaan ; aan elkaar slaan, samenbrengen ; in de war brengen ; kloppen -
15 сбить
afslaan, neerslaan ; aan elkaar slaan, samenbrengen ; in de war brengen ; kloppen -
16 образовать осадок
vgener. neerslaanRussisch-Nederlands Universal Dictionary > образовать осадок
-
17 опускать
v1) gener. aflaten, neerslaan, laten schieten, laten vallen, laten zinken, neerlaten, neigen, wegblijven2) gram. afkappen (букву, звук) -
18 опуститься
vgener. neerslaan, verloederen -
19 подавлять
v1) gener. mortificeren (чувства), neerslaan (восстание), onderdrukken, supprimeren, versmoren (возглас и т.п.), bedwingen (чувства), deprimeren, reprimeren, terneerdrukken, verstikken2) liter. doven -
20 сбивать
v1) gener. afdingen (öåíó), afslaan, doorlopen, ineenslaan, neerschieten (выстрелом), neerslaan, (iem.) van de goede weg afbrengen, (iem.) van het goede pad afbrengen, afhouden (с пути), afsteken, beknibbeien (öåíó), karnen (масло), neervellen, omgooien, slaan (масло)2) liter. uit het veld slaan
Страницы