-
1 neerhalen
1 [naar beneden halen] abaisser2 [omverhalen] abattre3 [neerschieten] descendre4 [bekritiseren] rabaisser♦voorbeelden:de zeilen neerhalen • amener les voiles -
2 neerhalen
1 [naar beneden halen] take/pull down ⇒ lower3 [neerschieten] take/bring down4 [bekritiseren] run down ⇒ disparage, 〈 in de ogen van iemand anders〉 lessen, 〈 in de ogen van iemand anders〉 cheapen, 〈 in de ogen van iemand anders〉 degrade♦voorbeelden:de zeilen neerhalen • strike the sails -
3 neerhalen
опустить; спустить; свалить; сбить* * *гл.1) общ. доставать сверху, (iem.) отделывать, (iem.) отчитывать (кого-л.)2) мор. спускать, убирать (паруса) -
4 neerhalen
v. pull down, take down, heave down, bring down, down, depreciate -
5 neerhalen
abaisser, abattre, démolir -
6 de vlag neerhalen
de vlag neerhalen -
7 de zeilen neerhalen
de zeilen neerhalen -
8 de vlag neerhalen
de vlag neerhalenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vlag neerhalen
-
9 de zeilen neerhalen
de zeilen neerhalenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de zeilen neerhalen
-
10 bring down
neerhalen, neerschieten; ten val brengen; verlagenbring down♦voorbeelden:¶ bring down something on someone • iemand iets aandoen, iemand met iets opschepen -
11 shoot down
-
12 shoot down in flames
neerhalen, neerschieten; (fig) afkeuren; belachelijk maken -
13 knock down
vellen, neervellen, neerhalen, tegen de grond slaan, vloeren; bekritiserenknock down3 aanrijden ⇒ omver/overrijden4 naar beneden krijgen ⇒ afdingen/pingelen♦voorbeelden: -
14 abattre
abattre [aabaatr]♦voorbeelden:→ besogne1 neerstorten ⇒ instorten, omvallen♦voorbeelden:1. v1) omverhalen, omverwerpen2) omhakken, vellen [boom]3) afbreken, slopen4) neerschieten, afmaken5) slachten6) uitputten2. s'abattrev1) neerstorten, instorten -
15 caler
caler [kaalee]2 〈 informeel〉 het opgeven ⇒ stoppen, er de brui aan geven ⇒ 〈m.b.t. eten〉 niet meer kunnen ⇒ 〈 bij verwaandheid〉 inbindenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rechtzetten ⇒ vastzetten, stutten♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) (laten) afslaan [motor]2) het opgeven, stoppen4) vastzetten, stutten5) neerhalen2. se calerv -
16 rabaisser
-
17 доставать сверху
vgener. neerhalen -
18 отделывать
v1) gener. bekleden, beleggen (платье), bezetten (платье), likken (стихи и т.п.), opmaken, uitwerken, (iem.) neerhalen, afwerken, bijwerken, faconneren, fatsoeneren, garneren (платье), met de fijne schaaf er over gaan, omleggen (платье), opleggen, uitmaken, uitmonsteren (одежду)2) colloq. toetakelen (кого-л.)3) liter. de vijl er over halen, de vijl er over laten gaan, vijlen -
19 отчитывать
v1) gener. (iem.) de les lezen, (iem.) de levieten lezen (кого-л.), (iem.) neerhalen (кого-л.), terechtwijzen2) liter. (iem.) de pels uitkloppen -
20 спускать
v1) gener. aflopen (о пружине), afstrijken, losdoen (собак), losmaken (собак), spuien (âîäó), afhalen (âíèç), aflaten, (флаг) inhalen, laten aflopen (завод часов), laten vallen, neerlaten, neerslaan2) navy. neerhalen
Страницы