-
1 topple over
neergaan, omvergaan, omtuimelen -
2 curl up
spiralen, kringelen; neergaan/halen; zich (behaaglijk) oprollencurl up3 〈 informeel〉neergaan/halen ⇒ in elkaar (doen) klappen, tegen de vlakte (doen) gaan♦voorbeelden:1 zich (behaaglijk) oprollen/nestelen ⇒ in elkaar kruipen, zich schurken♦voorbeelden:1 the cat curled (itself) up near the fire • de kat nestelde zich/rolde zich op bij het vuur -
3 deck
n. dek, verdieping, étage ; een pak kaarten--------v. scheepsdek; met een laag bedekken; (ver)sieren, tooiendeck1[ dek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (tape/cassette)deck♦voorbeelden:below deck(s) • benedendeksbetween decks • tussendekson deck • aan dek————————deck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 hit the deck
-
5 knockdown
adj. verpletterend, verbazend; kan vernietigd worden--------n. opdonder, sterke klap; verlaging (van prijzen enz.)knockdown1〈 zelfstandig naamwoord〉 〈 boksen〉————————knockdown2♦voorbeelden: -
6 plunge
n. duik, sprong--------v. zich werpen, duikenplunge1[ plundzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ take the plunge • de knoop doorhakken, de sprong wagen————————plunge21 zich werpen ⇒ duiken, zich storten2 (plotseling) neergaan ⇒ dalen, steil aflopen♦voorbeelden:house prices have plunged • de prijzen van de huizen zijn gekelderdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 werpen ⇒ (onder)dompelen, storten♦voorbeelden:he was plunged into grief • hij werd door verdriet overmand
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский