-
1 mizzle
n. motregen, lichte regen; miezerige regen--------v. motregenen, licht regenen[ mizl] 〈 informeel〉 -
2 drizzle
n. motregen--------v. miezeren (regen)drizzle1[ drizl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 motregen————————drizzle2〈 werkwoord〉 -
3 spit
n. spuug, spog, speeksel; perfekte gelijkenis; spit (steek met de spade); landtong--------v. spuwen, spugen; blazen; spetteren; motregenen; eruit gooien--------v. spuwen; uitspugen; druppelen (regen); geluid van spugen laten horen (bij kwaadheid)spit1[ spit]2 landtong♦voorbeelden:3 buitje♦voorbeelden:————————spit2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 spit it out! • voor de dag ermee!————————spit3〈werkwoord; spitted〉1 aan het spit steken/rijgen ⇒ spietsen -
4 drizzling
adj. motregenen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский