-
1 fluke
n. ankerblad; punt (v. pijl); staart v. walvis, (lever-)bot, mazzel, meevaller, (biljart) beest[ floe:k] 〈meervoud: voor 0.1 ook fluke〉7 bof ⇒ meevaller, mazzel♦voorbeelden: -
2 windfall
n. afgewaaide vrucht; onverwachte meevaller, erfenisjewindfall -
3 bonus
-
4 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
5 cleanup
n. opruiming; grote schoonmaakcleanup -
6 come/turn up trumps
come/turn up trumps -
7 godsend
-
8 lucky break
geluk, meevaller -
9 prize
adj. gewaardeerd; bekroond; beloning waard zijnde--------n. prijs; bekroning--------v. kronen; waarderenprize1[ prajz] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————prize2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:prize a crate open • een krat openbreken→ prize out prize out/ -
10 slice of luck
-
11 slice
n. plakje, stukje, deel, onderdeel; partje, schijfje; portie; eetlepel; pannelikker--------v. in plakken snijden, afsnijdenslice1[ slajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 plak(je) ⇒ snee(tje), schijf(je)2 deel3 schep♦voorbeelden:it is a slice of life • het is uit het leven gegrepenslice of luck • meevaller————————slice2II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 verdelen♦voorbeelden: -
12 trump
n. troefkaart; bovenste beste, valse verzinsels, doorgestoken kaart; trompet--------v. (af)troeven, overtroeventrump1[ trump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————trump2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:the charge was clearly trumped up • de beschuldiging was duidelijk verzonnen -
13 turnup
n. omslag (aan broekspijp); herrie, ruzie; meevallerturnup♦voorbeelden:¶ what a turnup (for the book)! • wat een verrassing!
См. также в других словарях:
meevaller — gadogi … Woordenlijst Sranan