-
1 door catch
knip -
2 snip
knip -
3 cut & paste
knip & plak,knippen & plakken (bij computer-overbrengen van programma onderdeel tijdens toepassing of tussen verschillende toepassingen door) -
4 sectioning \& panelling
knip- en plakwerkEnglish-Dutch technical dictionary > sectioning \& panelling
-
5 snap
adj. onverwacht, snel-, bliksem-, flits- (stemming, film, etc.)--------adv. onverwacht, snel, bliksemsnel--------n. klap, hap, beet; knip (met vingers, schaar)drukknoop; foto; pit, energie--------v. happen (naar), bijten; aangrijpen (kans); (ermee) ophouden; (af)breken, (af)knappen; knallen (met zweep, geweer); snauwensnap1[ snæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap5 foto♦voorbeelden:1 shut a book/lid with a snap • een boek/deksel met een klap sluiten10 put some snap into it! • een beetje meer fut!I don't care a snap for what she says • wat zij zegt kan me geen barst/lor schelen————————snap2♦voorbeelden:————————snap3〈 snapped〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 snap to it • vooruit, schiet 'ns op6 met een ruk/schok bewegen♦voorbeelden:1 (weg)grissen ⇒ grijpen, (weg)rukken♦voorbeelden:snap up • op de kop tikkensnap up a bargain • een koopje meepakken¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 snap it up • vooruit, aan de slag————————snap42 knak♦voorbeelden:1 snap went the glass • klap ging/zei het glas¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 snap! you're wearing the same dress as me • wat een toeval! je hebt dezelfde jurk aan als ik -
6 fillip
n. knip (met de vingers); prikkel, aansporing, aanmoediging; stimulans[ fillip]2 prikkel ⇒ stimulans, kick -
7 snip
n. het(af)snijden, het (af)knippen; het snijden, het knippen; sneetje, knip; snipper, stukje; kleermaker--------v. met een schaar knippen; snijdensnip1[ snip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 knip2 snipper ⇒ stukje, fragment4 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉nietig persoontje/ding————————snip2〈 snipped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 grip
ɡrip 1. past tense, past participle - gripped; verb(to take a firm hold of: He gripped his stick; The speaker gripped (the attention of) his audience.) gripe, ta et fast grep i/om2. noun1) (a firm hold: He had a firm grip on his stick; He has a very strong grip; in the grip of the storm.) fast grep/tak2) (a bag used by travellers: He carried his sports equipment in a large grip.) veske, koffert, bag3) (understanding: He has a good grip of the subject.) grep, forståelse•- gripping- come to grips with
- lose one's gripfengsle--------grep--------gripe--------hank--------koffert--------skaft--------skjefteIsubst. \/ɡrɪp\/1) grep, tak, håndtrykk2) håndtak, grep, tak3) hårspenne, hårklemme4) ( om mage) krampe, stikk, knip5) (amer.) reiseveske, håndkoffert6) (teater, hverdagslig) scenearbeider7) kopling, gripeklo8) (gitar, sport) grep9) ( om friksjon) veigrep, grep10) (gammeldags, hverdagslig) fast arbeid, jobb11) kompetanseat grips with i krangel med, i strid medget a grip! ta deg sammen!, skjerp deg!get\/come to grips with ( også overført) komme i kamp med, gå i strid motgrip of grep omhave a grip of ha et godt tak på, beherskehave a grip on somebody ha noen i sin hule håndkeep a grip of oneself beholde fatningen, beherske segloose (one's) grip on miste grepet på, miste kontrollen over, miste herredømmet overrelax one's hold\/grip løsne grepet\/takettake\/get a grip on oneself ta seg selv i nakken, skjerpe seg, ta seg sammenIIverb \/ɡrɪp\/1) gripe tak i, få tak på, holde seg fast i, hold (deg)2) ( overført) gripe, fengsle -
9 pinch
pin 1. verb1) (to squeeze or press tightly (flesh), especially between the thumb and forefinger: He pinched her arm.) klype2) (to hurt by being too small or tight: My new shoes are pinching (me).) klemme, trykke3) (to steal: Who pinched my bicycle?) rappe, knabbe2. noun1) (an act of pinching; a squeeze or nip: He gave her a pinch on the cheek.) klyp2) (a very small amount; what can be held between the thumb and forefinger: a pinch of salt.) klype•- pinched- feel the pinchklemme--------klype--------knipeIsubst. \/pɪn(t)ʃ\/1) knip, kniping, klyp, klyping2) klype3) knipe, klemme, nød, trengsmål4) trykk, press5) ( slang) fakking, kniping, arrestasjon6) ( slang) knabbing, stjeling, tyveriat a pinch når det kniper om nødvendigfeel the pinch kjenne pengemangelengive a pinch knipe, knipe tilin a pinch (amer.) når det kniper om nødvendigIIverb \/pɪn(t)ʃ\/1) knipe, klype2) klemme, trykke, trenge3) være gjerrig, være sparsommelig4) ( hverdagslig) knabbe, stjele5) (slang, om forbryter) knipe, fakke6) (hesteveddeløp, om hest) presse til det yttersteknow where the shoe pinches vite hvor skoen trykkerpinch and scrape spinke og sparebe pinched for something ha for lite av noepinched with cold\/hunger medtatt av kulde\/sultpinch off knipe avpinch pennies være sparsommelig\/gjerrig -
10 tweak
twi:k 1. verb(to pull with a sudden jerk.) trekke i, nappe2. noun(a sudden sharp pull: He gave her nose a playful tweak.) trekk, nappIsubst. \/twiːk\/1) klyp(ing), knip(ing), napp(ing), rykk(ing)2) vridning3) ( hverdagslig) finjustering (av mekanisme eller system)IIverb \/twiːk\/1) klype, knipe, nappe, trekke i, dra i2) vri (om)3) ( hverdagslig) finjustere (mekanisme eller system) -
11 clasp
n. gesp, klemmetje; een hand geven; omhelzing--------v. omhelzen; vasthouden, vastklampen; vastmakenclasp1[ kla:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 greep3 handdruk————————clasp2〈 werkwoord〉1 voorzien van een gesp/slot/haak2 vastmaken ⇒ dichthaken, vastgespen3 vastgrijpen ⇒ vasthouden, vastklemmen4 omvatten ⇒ omhelzen, tegen zich aan klemmen♦voorbeelden:clasp one's hands (together) • de handen ineenvouwenclasp someone by the arm • iemand bij de arm grijpenclasp something in the hand • iets in de hand klemmen -
12 flip
adj. ongepast, brutaal--------n. zachte klap; worp; gooi; een onderbroken beweging; drankje van wijn en eieren--------v. opzij werpen; werpen (van een munt); maken van onderbroken bewegingen; gek worden (slang)flip1[ flip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 tik ⇒ mep, (vinger)knip2 salto————————flip21 glad ⇒ ongepast, brutaal————————flip3〈 flipped〉2 boos worden ⇒ door het lint gaan, flippen♦voorbeelden:→ flip over flip over/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ flip over flip over/, flip through flip through/ -
13 penknife
-
14 snick
n. sneetje, gleufje--------v. knippen, snijden; met een klik opstekensnick1[ snik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————snick2〈 werkwoord〉 -
15 twinkle
n. glans, schittering--------v. schitteren, glanzentwinkle1[ twingkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 trilling♦voorbeelden:the twinkle of the stars • het schitteren/fonkelen van de sterrena mischievous twinkle • een guitige flikkering————————twinkle23 trillen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
16 scissors and paste
schaar en lijmpot, knip- en plakwerk (v. boeken, artikelen) -
17 bolt
grendel, knip, hol -
18 clip
sny, snoei, knip -
19 cut
hak, saag, kerf, kerwe, knip, afskakel, sny, kap -
20 wink
knipoog, knip
См. также в других словарях:
knip — knip·ho·fia; … English syllables
knip — s ( et, knip) … Clue 9 Svensk Ordbok
Knip, Henriette — (1821 1909) Henriette Knip was born in Amsterdam on 31 May 1821. A descendent of two generations of painters, Knip moved to Brussels in 1850, shortly after her marriage to Feico Ronner. In the Netherlands she painted nature scenes featuring… … Historical Dictionary of Brussels
Knip-Hausen — Kniphausen La seigneurie de Kniphausen fut un ancien État du Saint Empire romain germanique et la confédération germanique, entièrement enclavée dans le grand duché d Oldenbourg. D une superficie de 28 km² pour 3.106 habitants, il était le… … Wikipédia en Français
knip — three small fish tied together (Scottish dialect) … Dictionary of ichthyology
KNIP — Komite Nasional Indonesia Pusat (International » Indonesian) … Abbreviations dictionary
KNIP — ICAO Airportcode f. Jacksonville (Florida ; USA) see online … Acronyms
KNIP — ICAO Airportcode f. Jacksonville ( Florida ; USA) see online … Acronyms von A bis Z
knip — … Useful english dictionary
knip-knap — … Useful english dictionary
Henriëtte Ronner-Knip — Henrietta Ronner Knipp, née le 31 mai 1821 à Amsterdam et morte le 2 mars 1909 à Ixelles, est une artiste peintre animalière belgo néerlandaise … Wikipédia en Français