-
1 to blink
knipperen -
2 wink
n. knipoogje; knippering; het knipperen; oogopslag; richting aangeven met knipperlicht--------v. knipogen; knipperen; glinsteren; aangeven; richting aangeven; zich niets aantrekken van ietswink1[ wingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:forty winks • dutje→ nod nod/————————wink21 knipogen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
3 twinkle
n. glans, schittering--------v. schitteren, glanzentwinkle1[ twingkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 trilling♦voorbeelden:the twinkle of the stars • het schitteren/fonkelen van de sterrena mischievous twinkle • een guitige flikkering————————twinkle23 trillen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 blink
n. glinstering--------v. knipogen; glinsterenb1[ blingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————b22 knipperen ⇒ flikkeren, schitterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 flutter one's eyelids
-
6 flutter
n. gefladder, fladderen; gejaagdheid, agitatie; speculatie, gokje--------v. fladderen, klapwielen, dwarrelen, wapperen; trillenflutter1[ fluttə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————flutter24 zenuwachtig/opgewonden rondlopen ⇒ ijsberen5 snel/onregelmatig slaan ⇒ (snel) kloppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 snel (heen en weer) bewegen ⇒ doen klapperen/wapperen♦voorbeelden: -
7 waver
v. verdwalen; zwerven, dwalen; zich bewegen; knipperen (licht); rillen, beven; instorten; ondermijnd worden; twijfelen, betwijfelen[ weevə]♦voorbeelden: -
8 wink one's lights
-
9 corticate
v. knipperen; glanzend maken -
10 flashing
adj. knipperen -
11 nictate
v. knipogen; knipperen met ogen; wenken -
12 not bat an eye
niet met de ogen knipperen, stil zitten -
13 twinkling of an eye
het knipperen van een oog (een heel kort moment) -
14 unblinking
adj. zonder met de ogen te knipperen; onverstoorbaar; zonder een spier te vertrekken -
15 wink at
knipogen naar; met de ogen knipperen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский