-
1 kletspraatjes verkopen
сущ.общ. болтать, клеветать, нести околёсицу -
2 stoor je niet aan kletspraatjes
stoor je niet aan kletspraatjesdon't listen to gossip, take no notice of gossipVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > stoor je niet aan kletspraatjes
-
3 болтать
v1) gener. bomen (непринуждённо), doorslaan, flappen, hannesen, kletsen, kwetteren, praten, rammelen, ratelen, sabberen, smoezelen, smoezen, snappen, snateren, zabbelen, zeveren, bazelen, brabbelen, kallen, (задушевно) keuvelen, kletspraatjes verkopen, kouten, met (iem.) een praatje maken (с кем-л.), ouwehoeren, plapperen, praatjes verkopen, rabbelen, rellen, wauwelen2) colloq. lullen, parlementen3) liter. kleppen, kwekken -
4 клеветать
vgener. lasteren, (iem.) een blaam aanwrijven (на кого-л.), kletspraatjes verkopen, roddelen, schenden, schennen -
5 нести околёсицу
vgener. kletspraatjes verkopen, onzin praten, wauwelen -
6 talk one's head off
oren van iemands hoofd praten, iemand met kletspraatjes vermoeien -
7 commentaire
-
8 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
9 faire jaser les gens
faire jaser les gens -
10 jaser
-
11 les ragots qui courent sur son compte
les ragots qui courent sur son comptede kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenDictionnaire français-néerlandais > les ragots qui courent sur son compte
-
12 болтать
v1) gener. bomen (непринуждённо), doorslaan, flappen, hannesen, kletsen, kwetteren, praten, rammelen, ratelen, sabberen, smoezelen, smoezen, snappen, snateren, zabbelen, zeveren, bazelen, brabbelen, kallen, (задушевно) keuvelen, kletspraatjes verkopen, kouten, met (iem.) een praatje maken (с кем-л.), ouwehoeren, plapperen, praatjes verkopen, rabbelen, rellen, wauwelen2) colloq. lullen, parlementen3) liter. kleppen, kwekken -
13 клеветать
vgener. lasteren, (iem.) een blaam aanwrijven (на кого-л.), kletspraatjes verkopen, roddelen, schenden, schennen -
14 нести околёсицу
vgener. kletspraatjes verkopen, onzin praten, wauwelen -
15 kletspraatje
-
16 Gerede
Gerede〈o.; Geredes〉♦voorbeelden:1 böswilliges Gerede • achterklap, lasterdummes Gerede • kletspraatjesleeres Gerede • geleuter, beuzelpraater ist im Gerede der Leute • hij rijdt (bij iedereen) op de tongins Gerede bringen • in opspraak brengen -
17 Geschwätz
-
18 dummes Gerede
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский