-
1 inzegenen
-
2 inzegenen
-
3 inzegenen
-
4 inzegenen
einsegnen -
5 inzegenen
bendishonáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > inzegenen
-
6 inzegenen
v. consecrate, bless -
7 inzegenen
välsigna -
8 inzegenen
bénir, consacrer -
9 inzegenen
bendishoná -
10 een huwelijk kerkelijk inzegenen
een huwelijk kerkelijk inzegenenDeens-Russisch woordenboek > een huwelijk kerkelijk inzegenen
-
11 een huwelijk inzegenen
een huwelijk inzegenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een huwelijk inzegenen
-
12 een huwelijk kerkelijk inzegenen
een huwelijk kerkelijk inzegenenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een huwelijk kerkelijk inzegenen
-
13 wijden
(inzegenen) dualamak [-ar] v; (toewijden) adamak [-ar] v -
14 благословлять
-
15 освящать
vgener. heiligen, inwijden, inzegenen, zegenen -
16 посвящать
vgener. inwijden, opdragen, opofferen, inzegenen, toeeigenen (книгу и т.п.), toewijden (aan-êîìó-ô., ÷åìó-ô.), wijden -
17 consecrate
v. inwijden; in dienst stellen[ konsikreet]1 (in)wijden ⇒ inzegenen, in dienst stellen♦voorbeelden:consecrate one's life to something • zijn leven wijden aan/in dienst stellen van iets -
18 dedicate
-
19 consecratory
adj. inzegenen -
20 bénir
bénir [beenier]〈 werkwoord〉1 zegenen ⇒ inzegenen, zijn zegen uitspreken over♦voorbeelden:v1) (in)zegenen3) loven, prijzen
- 1
- 2