-
1 instrueren
1 [onderrichten; instructie(s) geven] instruct2 [juridisch] prepare (for trial)♦voorbeelden:iemand verkeerd instrueren • misdirect someone -
2 instrueren
-
3 instrueren
обучать, инструктировать (), проинструктировать; дать распоряжение, приказать, поручить* * *гл.1) общ. обучать, предписывать, инструктировать -
4 instrueren
I.anweisenII.einweisen [instruieren]III.instruieren -
5 instrueren
instruíDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > instrueren
-
6 instrueren
v. instruct, teach, educate -
7 instrueren
-
8 instrueren
• to instruct -
9 instrueren
1) undervisa2) instruera -
10 instrueren
apprendre, enseigner, instruire -
11 instrueren
instruí -
12 iemand verkeerd instrueren
iemand verkeerd instruerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand verkeerd instrueren
-
13 инструктировать
instrueren -
14 to instruct
instrueren -
15 brief
adj. kort--------n. instructie (voor pleiter); vlieginstructie; (dames/heren)slip--------v. instrueren; rapporterenbrief1[ brie:f]1 stukken ⇒ bescheiden, dossier; 〈 juridisch〉 instructie voor pleiter 〈 opgesteld ten behoeve van advocaat〉; 〈Brits-Engels; bij uitbreiding〉 opdracht voor een ‘barrister’♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 it's not part of your brief to tell her what to do • het is niet aan jou haar te zeggen wat ze doen moetII 〈meervoud; werkwoord steeds meervoud〉1 (dames/heren)slip ⇒ (pijploos) onderbroekje, bikinibroekje————————brief21 kort(stondig) ⇒ beknopt, bondig, vluchtig♦voorbeelden:brief and to the point • kort en krachtigbe brief • het kort houdenin brief • om kort te gaan, kortom————————brief3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 please brief me on this point • wil je dit punt even met me doornemen? -
16 direct
adj. rechtstreeks, direct; onmiddellijk; openhartig--------adv. rechtstreeks, duidelijk; op een onomwonden manier, op openhartige wijze--------v. instruëren, toelichten, aanduiden; toezien, kontroleren, inspekteren; kommanderendirect1[ dirrekt, daj-]1 direct ⇒ rechtstreeks, onmiddellijk, openhartig♦voorbeelden:direct contact • rechtstreeks contactbe a direct descendant • in een rechte lijn van iemand afstammendirect drive • directe aandrijvingdirect evidence • bewijs uit de eerste handa direct flight • een rechtstreekse vluchta direct hit • een voltrefferthe direct road • de kortste wegdirect taxes • directe belastingenbe direct • er geen doekjes om winden〈 Brits-Engels〉 direct grant • rijkssubsidie 〈 voor scholen in tegenstelling tot subsidie van plaatselijke overheid〉direct mail • direct mail, postreclame 〈 (persoonlijk gerichte) reclame via de brievenbus〉II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ exact, precies♦voorbeelden:————————direct21 het bevel voeren ⇒ aanwijzingen geven, opdracht geven2 richten3 de weg wijzen ⇒ leiden, gidsen4 bestemmen ⇒ toewijzen, aanwijzen5 leiden ⇒ de leiding hebben over, besturen♦voorbeelden:he directed a blow at his brother • hij sloeg naar zijn broerhis remarks were directed at all of us • zijn opmerkingen waren voor ons allemaal bedoeld3 would you direct me to the town hall? • zou u mij kunnen zeggen hoe ik bij het stadhuis moet komen?————————direct3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:she came direct to Paris • ze kwam rechtstreeks naar Parijs -
17 instruct
v. instrukties geven; instrueren; les geven; leiding geven; onderleiden; opdracht geven; laten weten[ instrukt]1 onderwijzen ⇒ onderrichten, instrueren -
18 вести предварительное следствие
vlaw. instruerenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > вести предварительное следствие
-
19 инструктировать
vgener. opdragen, aanwijzen, instrueren -
20 обучать
v1) gener. africhten, instrueren, onderrichten, opleiden, bekwamen, leren, onderricht geven, onderwijzen, scholen2) milit. exerceren
См. также в других словарях:
instruieren — Vsw std. (16. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus l. īnstruere, eigentlich hineinfügen, herrichten, ausrüsten , zu l. struere schichten, errichten und l. in . Näher an der Ausgangsbedeutung bleibt die Sippe von Instrument. Abstraktum:… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache