-
1 ingeburgerd
1 [als burger opgenomen] naturalized2 [algemeen aanvaard] established♦voorbeelden:ingeburgerd raken • take hold -
2 ingeburgerd
-
3 ingeburgerd raken
ingeburgerd rakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ingeburgerd raken
-
4 die bastaardwoorden zijn bij ons ingeburgerd
die bastaardwoorden zijn bij ons ingeburgerdDeens-Russisch woordenboek > die bastaardwoorden zijn bij ons ingeburgerd
-
5 in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken
in een nieuwe omgeving ingeburgerd rakenDeens-Russisch woordenboek > in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken
-
6 die gewoonte is hier goed ingeburgerd
die gewoonte is hier goed ingeburgerdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > die gewoonte is hier goed ingeburgerd
-
7 hij is hier al aardig ingeburgerd
hij is hier al aardig ingeburgerdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is hier al aardig ingeburgerd
-
8 in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken
in een nieuwe omgeving ingeburgerd rakenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken
-
9 inburgeren
1 [met betrekking tot personen] naturalize ⇒ settle down/in♦voorbeelden:in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken • settle down in new surroundings -
10 enraciner
enraciner [ãraasienee]1 wortel doen schieten ⇒ doen (in)wortelen, planten3 vestigen♦voorbeelden:2 zich (blijvend) vestigen ⇒ vastwortelen, vastroesten♦voorbeelden:1. v2) inprenten3) vestigen2. s'enracinerv -
11 inburgeren
♦voorbeelden:in een nieuwe omgeving ingeburgerd raken • s'acclimater à un nouvel entourage -
12 establish oneself
-
13 establish
v. stichten, oprichten; baseren[ istæblisj]♦voorbeelden:established custom • ingeburgerd gebruikestablish a rule • een regel instellen -
14 established custom
-
15 many English words have been naturalized in/into Dutch
many English words have been naturalized in/into DutchEnglish-Dutch dictionary > many English words have been naturalized in/into Dutch
-
16 naturalize
v. naturaliseren; inburgeren; acclimatiseren (dier- en plantkunde)naturalize, naturalise[ nætsjrəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: naturalization〉♦voorbeelden:2 many English words have been naturalized in/into Dutch • veel Engelse woorden zijn in het Nederlands ingeburgerd geraakt3 rabbits have become naturalized in Australia • konijnen zijn in Australië een inheemse diersoort geworden -
17 root
n. wortel; oorsprong--------v. wortel schieten; geworteld zijn; wroeten, woelen; te voorschijn halen, opscharrelenroot1[ roe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 oorsprong ⇒ wortel, basis♦voorbeelden:¶ root and branch • met wortel en tak, grondigpull up one's roots • een ander leven beginnenput down roots • zich vestigen, zich thuis gaan voelenstrike at the roots of • een vernietigende aanval doen op————————root23 wroeten ⇒ graven, woelen♦voorbeelden:¶ root for the team • het team toejuichen/steunenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ root out root out/ -
18 autorisé
autorisé [ootorriezee, ottorriezee]2 bevoegd ⇒ gerechtigd, goedgekeurd♦voorbeelden:je me crois autorisé à dire que • ik geloof dat ik zeggen mag datadj1) bevoegd, gerechtigd2) toegestaan3) geautoriseerd [vertaling]4) gezaghebbend -
19 consacrer
consacrer [kõsaakree]1 (in)wijden ⇒ heiligen, inzegenen3 tot regel verheffen ⇒ bevestigen, bekrachtigen♦voorbeelden:consacrer un prêtre • een priester wijdenconsacrer une église à un saint • een kerk aan een heilige wijdenl'usage a consacré ce mot • dat woord is ingeburgerd (geraakt)1. v1) (in)wijden, heiligen2) wijden (aan), besteden (aan)3) bevestigen, bekrachtigen2. se consacrerv -
20 implantation
implantation [ẽplãtaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:f1) vestiging2) inburgering3) nesteling [eicel]4) inplanting [haar]
- 1
- 2