-
1 family man
-
2 father
n. vader; pater--------v. voortbrengen (van kinderen); vaderschap accepteren; vader zijn voor-; uitvinden; adopterenfather1[ fa:ðə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈formeel; eufemistisch〉 be gathered to one's fathers • tot de vaderen vergaderd worden, sterven→ heavy heavy/————————father2〈 werkwoord〉1 vader zijn/worden van/voor♦voorbeelden: -
3 housefather
housefather
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский