-
1 prevalent
-
2 rampant
-
3 ruling
adj. heersend--------n. uitspraakruling1[ roe:ling] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 regel ⇒ bepaling, uitspraak♦voorbeelden:————————ruling2♦voorbeelden:those children are his ruling passion • die kinderen zijn zijn lust en zijn leven -
4 sovereign
adj. heersend, soeverein; uitmuntend, uitstekend--------n. heer, vorst, vorstin, soeverein (ook goudstuk, geldstuk van 1 pond)sovereign1[ sovrin] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sovereign21 soeverein ⇒ onafhankelijk, autonoom2 soeverein ⇒ heersend, oppermachtig3 onovertroffen ⇒ buitengewoon; puur♦voorbeelden:2 our sovereign lord the King • onze landsheer/vorst -
5 current
adj. lopend, aktueel; tegenwoordig; aanwezig--------n. stroom; gang, set (schaken); proces; tendens, richtingcurrent1[ kurrənt]3 loop ⇒ gang, tendens♦voorbeelden:♦voorbeelden:direct current • gelijkstroom————————current21 huidig ⇒ actueel, lopend2 gangbaar ⇒ geldend, heersend♦voorbeelden:1 the current issue of Time • het laatste/nieuwste nummer van Time〈 economie〉 current cost • nieuwwaarde, vervangingswaarde -
6 dispensation
n. distributie, uitdeling; vrijstelling[ dispenseesjn]1 distributie ⇒ uitdeling, bedeling♦voorbeelden:2 dispensation with • vrijstelling/ontheffing van -
7 dominant
adj. beheersend; beheersing; dominant--------n. Dominant (bij muziek - de vijfde toon op de muzikale ladder)[ domminnənt]♦voorbeelden:a dominant personality • een dominerende persoonlijkheid -
8 leading
adj. vooraanstaand, hoofd---------n. leiding; begeleiding; (bij vliegtuigen) richting van vooruitgang van baan van vijandelijk vliegtuig--------n. met lood bedekt; met lood besloten; loodplaatje (bij druk)leading1[ ledding] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 loodrand/strook 〈 om glas〉————————leading2[ lie:ding] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 voornaam(st) ⇒ hoofd-, toonaangevend2 leidend ⇒ (be)sturend, (be)heersend♦voorbeelden:1 leading actor/actress • hoofdrolspeler/speelsterleading part/role • hoofdrol¶ leading article • lokkertje, reclameartikel 〈 in winkels〉; 〈Brits-Engels; journalistiek〉(hoofd)commentaar, redactioneel commentaar/artikelleading light • invloedrijk persoon, autoriteitleading question • suggestieve vraag -
9 pandemic
adj. veel voorkomend, heersend (van een ziekte)--------n. pandemie (alom verbreide ziekte)[ pændemmik] -
10 prevailing
-
11 rife
adj. heersend (van ziekten); wemelen van, vol zijn van♦voorbeelden: -
12 duumvirate
n. tweemanschap, heersend beraad of bestuur van twee individuen -
13 prevailingly
adv. gangbaar, heersend -
14 prevalently
adv. heersend -
15 rampancy
n. het algemeen-heersend zijn, het verwoed zijn; buitensporigheid
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский