-
1 geluidsband
1 (sound) recording tape, magnetic (recording) tape, audiotape♦voorbeelden: -
2 geluidsband
-
3 geluidsband
deTonband n -
4 geluidsband
n. audiotape -
5 geluidsband
• audiotape• sound recording tape -
6 geluidsband
магнитофонная лента; звуковая дорожка -
7 geluidsband
ses bandı [-nı] s -
8 iets op geluidsband opnemen
iets op geluidsband opnemenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets op geluidsband opnemen
-
9 magnetofonska vrpca
geluidsband -
10 audiotape
geluidsband -
11 sound recording tape
geluidsband -
12 audiotape
[ o:die▪ooteep] -
13 плёнка
vlies ; film, geluidsband -
14 DAT
digitale technologie voor audio opname; digitale bandopname van geluid; DAT band -
15 rewind
v. terugspoelen (film, cassette); opnieuw opwinden[ rie:wajnd] -
16 splice
n. las, verbinding--------v. verbinden, aan elkaar verbinden, lassensplice1[ splajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splice2〈 werkwoord〉1 verbinden ⇒ aan elkaar verbinden, een verbinding maken♦voorbeelden: -
17 tape
n. taperecorder; band; film--------v. met een lint of band vastmaken; opnemen op een bandtape1[ teep] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lint ⇒ band, koord4 (magneet)band ⇒ geluidsband, videoband5 (plak/kleef)band ⇒ tape♦voorbeelden:insulating tape • isolatieband2 breast the tape • het finishlint doorbreken, winnen5 adhesive tape • plak/kleefband————————tape21 (vast)binden ⇒ inpakken, samenbinden♦voorbeelden:tape something off • iets afplakken -
18 thread
n. draad, lont; (in computers) een serie Internet artikelen die over een bepaald onderwerp gaan; (in computers) het uitvoeren van een bepaalde procedure, onderdeel van een applicatie--------v. de draad steken in; aanrijgen; manoeuvreren doorthread1[ θred] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 garen♦voorbeelden:take up/pick up the threads • de draad weer opnemen————————thread2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 bande
bande [bãd]〈v.〉2 baan ⇒ strook, band4 bende ⇒ troep, groep♦voorbeelden:bande de mitrailleuse • patroonbandbande de toile • verband, windselbande Velpeau • zwachtel, rekverbandbande élastique • rekverbandbande magnétique • magneetband, bandje, tapebande sonore • geluidsband, soundtrackbandes d'une chaussée • rijstrokenchaussée à trois bandes • driebaanswegbande dessinée • strip〈 pejoratief〉 bande d'idiots! • stelletje stommelingen!bande de loups • roedel wolvenêtre de la bande • erbij horenaller en bande • met z'n allen gaanfaire bande à part • zich afzonderen〈 figuurlijk〉 prendre qn., faire qc. par la bande • iemand, iets indirect benaderenf1) reep, band2) baan, strook3) bende, troep, groep -
20 piste
piste [piest]〈v.〉1 spoor2 baan♦voorbeelden:être sur la bonne piste • op de goede weg zijnperdre la piste • het spoor bijster wordenpiste d'envol • startbaanpiste de patinage • ijsbaanpiste cavalière • ruiterpadpiste cendrée • sintelbaanpiste cyclable • rijwiel-, fietspad4 piste sonore • geluidsband, soundtrackf1) spoor2) baan3) piste [circus]
Страницы
- 1
- 2