-
41 ne rien faire de ses dix doigts
ne rien faire de ses dix doigtsDictionnaire français-néerlandais > ne rien faire de ses dix doigts
-
42 savoir faire valoir ses avantages
savoir faire valoir ses avantagesDictionnaire français-néerlandais > savoir faire valoir ses avantages
-
43 présenter, faire des, ses excuses
présenter, faire des, ses excuses (à qn.)Dictionnaire français-néerlandais > présenter, faire des, ses excuses
-
44 frais
frais1 [fre]〈m., meervoud〉♦voorbeelden:aux frais de la princesse • op kosten van de gemeenschap, van de zaak, op staatskostenfaux frais • bijkomende kostenfrais généraux • bedrijfskostenà grands frais • met grote inspanningenà moindres frais • met geringe inspanningentous frais payés • vrij van alle kosten, all-infrais spéciaux • directe kostenarrêter les frais • het wel voor gezien houdenen être pour ses frais (de qc.) • (voor iets) verloren moeite gedaan hebbenfaire des frais pour qn. • zich voor iemand uitslovenfaire les frais de la conversation • over de tong gaanse mettre en frais pour qn. • voor iemand z'n beste beentje voor zettenrentrer dans ses frais • z'n kosten eruit halenà peu de frais • zonder veel inspanningenaux frais de qn. • op iemands kosten, ten koste van iemand————————frais2 [fre],fraîche [fresĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉2 vers3 fris ⇒ recent, nieuw, pas (aangebracht)♦voorbeelden:boire frais • gekoeld drinken, koud drinkenservir frais • koel serverengarder au frais • koel bewarentravailler au frais • in de buitenlucht werkenprendre le frais • een luchtje scheppende fraîche date • recent(elijk), pas, onlangsfrais comme l'oeil, comme une rose • zo fris als een hoentjeattention, peinture fraîche! • pas op, nat!cette robe n'est plus fraîche • die jurk is wat smoezeligrose fraîche éclose • pas ontloken roosse sentir frais et dispos • zich fris en monter, uitgerust voelen→ amour1. m pl 2. frais/fraîcheadj1) fris, koel2) vers3) recent, nieuw -
45 étude
étude [eetuud]〈v.〉5 huiswerkklas ⇒ studiezaal, studie-uur♦voorbeelden:études obligatoires • leerplichtétudes primaires • basisonderwijs, lager onderwijsétudes secondaires • voortgezet onderwijsétudes supérieures • hoger onderwijsabandonner ses études • zijn studie opgevenfaire ses études • studerenétudes de marché • marktonderzoekà l'étude • in onderzoek, in voorbereiding6 étude de notaire • notariskantoor, notariaat1. f1) studie2) onderzoek3) studiezaal, studie-uur4) kantoor2. étudesf pl -
46 bagage
bagage [baagaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:faire ses bagages • z'n koffers pakkenplier bagage • z'n biezen pakken= bagages; m (pl)1) bagage -
47 besoin
besoin [bəzwẽ]〈m.〉1 behoefte ⇒ nood, gebrek♦voorbeelden:j'ai besoin que vous m'aidiez • ik heb uw hulp nodigavoir besoin de qn., de qc. • iemand, iets nodig hebben, naar iemand, iets verlangenavoir besoin de 〈+ onbepaalde wijs〉 • de behoefte voelen om, behoeven, moetenil n'est pas besoin de dire que • onnodig te zeggen dats'il en est besoin, si besoin est • als het moet, zo nodigsubvenir aux besoins de qn. • in het onderhoud van iemand voorzienau besoin • desnoods, zo nodigfaire ses besoins • z'n behoeften doenm1) behoefte2) nood, gebrek -
48 chou
〈m.〉1 kool2 snoes ⇒ schat, liefje3 soes♦voorbeelden:chou de Milan • savooiekoolchou frisé • savooi(e)kool, boerenkoolchou pointu • spitskoolchou pommé • sluitkoolbête comme chou • zo eenvoudig als wat, stomeenvoudigfaire chou blanc • bot vangenfaire ses choux gras de qc. • iets tot de laatste druppel uitmelkenrentrer dans le chou à qn. • iemand aanvliegenm1) kool2) snoes, lieverd3) soes4) rozet -
49 début
début [deebuu]〈m.〉♦voorbeelden:au début • in het begin, aanvankelijktout au début, au tout début • helemaal in het begindès le (premier) début • vanaf het (allereerste) beginfaire ses débuts dans le monde • voor het eerst in het openbaar verschijnen1. mbegin, aanvang2. débutsm pl -
50 devoir
devoir1 [dəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:rendre à qn. les derniers devoirs • iemand de laatste eer bewijzen————————devoir2 [dəvwaar]1 verschuldigd, schuldig zijn♦voorbeelden:2 cette famille ne veut devoir rien à personne • die familie wil tegen niemand dank je hoeven te zeggenl'homme devait tomber une heure plus tard • de man zou een uur later vallen♦voorbeelden:1. mplicht, verplichting2. devoirsm pl3. v3) moeten, behoren -
51 griffe
griffe [grief]〈v.〉3 merknaam ⇒ merketiket, -beeld, logo♦voorbeelden:être entre les griffes de qn. • in iemands klauwen gevallen zijnfaire ses griffes • zijn nagels scherpenmontrer ses griffes • z'n tanden laten zienrentrer ses griffes • niet meer dreigend optredensortir ses griffes • z'n klauwen uitslaan→ coupf1) klauw3) merknaam, logo4) hechtrank -
52 preuve
preuve [pruv]〈v.〉1 bewijs♦voorbeelden:la preuve vivante • het levende bewijsfaire la preuve que • het bewijs leveren datà preuve • getuigejusqu'à preuve (du) contraire • tot het tegendeel is bewezenpreuve par l'absurde • bewijs uit het ongerijmdec'est la preuve que • ik leid eruit af datfaire ses preuves • zichzelf bewijzen, zijn sporen verdienenpreuve testimoniale • getuigenbewijsf1) bewijs2) blijk, teken3) proef [wiskunde]4) gehalteproef [alcohol] -
53 provision
provision [provviezjõ]〈v.〉1 voorraad ⇒ reserve, provisie4 dekking ⇒ reserve, fonds♦voorbeelden:faire (des) provision(s) de qc. • iets inslaan1. f1) voorraad2) dekking2. provisionsf pl1) levensmiddelen, proviand2) boodschappen -
54 arme
arme [aarm]〈v.〉♦voorbeelden:armes à feu • vuurwapensarmes de guerre • oorlogstuigarme à répétition • (semi-)automatisch wapenarmes à tir automatique • automatische wapensarme à double tranchant • wapen, middel dat zich tegen iemand kan kerenarme atomique, nucléaire • atoom-, kernwapenarme blanche • steekwapendéposer, rendre les armes • zich overgevenêtre sous les armes • onder de wapenen zijnpasser par les armes • fusillerenprendre les armes • naar de wapens grijpenprésenter l'arme • het geweer presenterentourner les armes contre qn. • zich keren tegen een voormalig bondgenootaux armes • te wapenavec armes et bagages • met z'n hele hebben en houdense rendre avec armes et bagages • zich onvoorwaardelijk overgevenêtre en armes • gewapend zijnpar les armes • met geweldfaire ses premières armes • zijn eerste veldtocht maken; 〈 figuurlijk〉 zijn eerste proeve van bekwaamheid afleggensalle d'armes • schermlokaaltirer les, des armes • schermen1. f1) wapen, geweer3) strijd, oorlog2. armesf pl1) krijgsdienst2) schermsport3) schild, blazoen -
55 armé
arme [aarm]〈v.〉♦voorbeelden:armes à feu • vuurwapensarmes de guerre • oorlogstuigarme à répétition • (semi-)automatisch wapenarmes à tir automatique • automatische wapensarme à double tranchant • wapen, middel dat zich tegen iemand kan kerenarme atomique, nucléaire • atoom-, kernwapenarme blanche • steekwapendéposer, rendre les armes • zich overgevenêtre sous les armes • onder de wapenen zijnpasser par les armes • fusillerenprendre les armes • naar de wapens grijpenprésenter l'arme • het geweer presenterentourner les armes contre qn. • zich keren tegen een voormalig bondgenootaux armes • te wapenavec armes et bagages • met z'n hele hebben en houdense rendre avec armes et bagages • zich onvoorwaardelijk overgevenêtre en armes • gewapend zijnpar les armes • met geweldfaire ses premières armes • zijn eerste veldtocht maken; 〈 figuurlijk〉 zijn eerste proeve van bekwaamheid afleggensalle d'armes • schermlokaaltirer les, des armes • schermenadj1) gewapend -
56 chaussure
chaussure [sĵoosuur]〈v.〉1 schoen♦voorbeelden:1 chaussures à crampons • schoenen met noppen, spikeschaussures à lacets • veterschoenenchaussures à pointes • spikesfaire ses chaussures • zijn schoenen poetsen〈 figuurlijk〉 trouver chaussure à son pied • iets van zijn gading vinden, de ware Jakob vindenf1) schoen, schoeisel2) schoenenindustrie, -handel -
57 chrétien
chrétien [kreetjẽ],chrétienne [kreetjen]♦voorbeelden:vivre, mourir chrétiennement • als een christen leven, stervenun(e) chrétien(ne) • christen, christin1. m (f - chrétienne) 2. = chrétienne; adj -
58 classe
classe [klaas]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 categorie ⇒ groep, afdeling, soort, type, klasse4 klasse ⇒ distinctie, standing♦voorbeelden:classe laborieuse • werkende klasse, het gewone volkclasse ouvrière • arbeidersklassevoitures de même classe • auto's van hetzelfde typeclasse touriste • toeristenklassewagon de première classe • eersteklaswagonêtre d'une toute autre classe • van een heel ander kaliber zijnde classe • kwaliteits-→ luttedoubler une classe • blijven zitten, doublerenêtre de la classe • spoedig afzwaaienclasse de transition • schakel-, brugklasaller en classe • naar school gaanfaire ses classes • ervaring opdoenf1) categorie, groep2) rang, graad3) klas, leerjaar4) klaslokaal5) lesuur [school]6) lichting [leger] -
59 délice
délice [deelies]I 〈m.〉1 genot ⇒ vreugde, zaligheid, genoegen♦voorbeelden:avec délice • met vreugdec'est un délice de vivre ici • het is zalig om hier te wonenII 〈v., meervoud〉1 genoegens ⇒ geneugten, genot, heerlijkheid♦voorbeelden:faire ses délices de qc. • ergens veel genoegen in scheppen1. mgenot, verrukking2. délicesf pl -
60 gamme
gamme [gaam]〈v.〉1 gamma ⇒ toonschaal, toonladder2 reeks ⇒ opeenvolging, gamma♦voorbeelden:toute la gamme • de hele reeksf1) toonladder2) reeks, opeenvolging
См. также в других словарях:
Faire ses ongles, se faire les ongles — ● Faire ses ongles, se faire les ongles les couper, les limer, les nettoyer et, éventuellement, les vernir … Encyclopédie Universelle
Faire ses ablutions — ● Faire ses ablutions faire sa toilette … Encyclopédie Universelle
Faire ses choux gras de quelque chose — ● Faire ses choux gras de quelque chose en faire son profit, son régal … Encyclopédie Universelle
Faire ses bagages — ● Faire ses bagages ranger ses affaires dans les valises, sacs, etc., ou, familièrement, partir … Encyclopédie Universelle
Faire ses dévotions — ● Faire ses dévotions accomplir ses devoirs religieux … Encyclopédie Universelle
Faire ses preuves — ● Faire ses preuves manifester sa valeur, ses capacités … Encyclopédie Universelle
Faire ses besoins, satisfaire un besoin pressant — ● Faire ses besoins, satisfaire un besoin pressant uriner, évacuer les matières excrémentielles … Encyclopédie Universelle
Faire ses classes — ● Faire ses classes recevoir les premiers éléments de l instruction militaire ; familièrement, commencer à acquérir une certaine expérience dans un domaine quelconque … Encyclopédie Universelle
Faire ses délices de quelque chose — ● Faire ses délices de quelque chose y prendre un extrême plaisir … Encyclopédie Universelle
Faire ses premières armes — ● Faire ses premières armes débuter dans la carrière militaire ou dans une activité quelconque … Encyclopédie Universelle
Faire ses provisions — ● Faire ses provisions se ravitailler en produits nécessaires à la vie courante … Encyclopédie Universelle