-
1 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
2 sober
adj. sober; helder, nuchter,niet dronken; helder van zinnen; weloverwogen; rustig; terughoudend, beheersend--------v. nuchter worden/maken, (doen) bedarensober1[ soobə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉5 ernstig♦voorbeelden:a sober dress • een stemmige jurk————————sober2〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
dress — 1. платье to take up the hem of a dress укоротить платье на подшивку a dress discoloured by the sun платье, выцветшее на солнце a dress with cutaway shoulders платье с открытыми плечами a dress with a high waist line платье с завышенной талией to … English-Russian travelling dictionary
Dress code — redirects here. For the 2000 film released on video as The Dress Code, see Bruno (2000 film). Male Western dress code … Wikipedia
Dress shoe — Dress shoes on a woman (left) and a man. A dress shoe (U.S. English) is a shoe to be worn at smart casual or more formal events. A dress shoe is typically contrasted to an athletic shoe. Dress shoes are worn by many as their standard daily shoes … Wikipedia
Dress socks — are an article of dress clothes specifically for men. Traditionally, they sometimes come in checkered patterns, and come in colours like black, blue, and gray, but recent fashion trends have seen different patterns and colors appear. Dress socks… … Wikipedia
dress — /dres/, n., adj., v., dressed or drest, dressing. n. 1. an outer garment for women and girls, consisting of bodice and skirt in one piece. 2. clothing; apparel; garb: The dress of the 18th century was colorful. 3. formal attire. 4. a particular… … Universalium
Dress shirt — Charvet dress shirt from the 1930s, Norsk Folkemeuseum, Oslo. A shirt, or dress shirt in American English, (also button front, button down, or button up shirt) is a garment with a collar, a full length opening at the front from the collar to the… … Wikipedia
Dress uniform — See military uniform and full dress for wider coverage of dress uniforms. Students from the École Polytechnique, during the Bastille Day Military Parade, in full dress uniform … Wikipedia
dress */*/*/ — I UK [dres] / US verb Word forms dress : present tense I/you/we/they dress he/she/it dresses present participle dressing past tense dressed past participle dressed 1) [intransitive] to put on clothes. This verb is common in writing, but when you… … English dictionary
dress*/*/*/ — [dres] verb I 1) [I] to put clothes on yourself or on someone else It only took her ten minutes to shower and dress.[/ex] 2) [I] to wear clothes of a particular type He tends to dress in dark colours.[/ex] The nurses dressed as clowns for… … Dictionary for writing and speaking English
religious dress — Introduction also called vestment any attire, accoutrements, and markings used in religious rituals (ceremonial object) that may be corporate, domestic, or personal in nature. Such dress may comprise types of coverings all the way from… … Universalium
Academic dress of universities in Queensland, Australia — There are a number of universities in Queensland, Australia, all with distinct academic dress.University of QueenslandThe University of Queensland generally follows the Cambridge pattern for its Academic regalia, in terms of the pattern of its… … Wikipedia