-
1 broekzak
♦voorbeelden:1 iets kennen als zijn broekzak • connaître qc. comme sa poche -
2 broekzak
♦voorbeelden:1 iets kennen als zijn broekzak • know something inside out/like the back of one's hand -
3 broekzak
-
4 broekzak
n. pocket in trousers -
5 broekzak
mpoche f (de pantalon) -
6 iets kennen als zijn broekzak
iets kennen als zijn broekzakconnaître qc. comme sa poche -
7 dat is vestzak-broekzak
dat is vestzak-broekzakVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat is vestzak-broekzak
-
8 hij kent de omgeving als zijn broekzak
hij kent de omgeving als zijn broekzakVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij kent de omgeving als zijn broekzak
-
9 iets kennen als zijn broekzak
iets kennen als zijn broekzakknow something inside out/like the back of one's handVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets kennen als zijn broekzak
-
10 iets kennen als eigen broekzak
мест.образн. знать как свои пять пальцев -
11 знать как свои пять пальцев
ngarph.exp. iets kennen als eigen broekzakRussisch-Nederlands Universal Dictionary > знать как свои пять пальцев
-
12 карман
ngener. zak, broekzak (áðþê) -
13 zak
I.de [broekzak etc.]Tasche f [Hosentasche etc.]II.de [buidel]Beutel mIII.de [slappe, vormeloze tas]Sack m -
14 back
adj. van achter, achter--------adv. achteruit; terug; achter--------n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)--------v. bijstaan; naar achter leidenback1[ bæk]2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back♦voorbeelden:(flat) on one's back • (ziek) in bedhave broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad makenpat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelfpat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje gevenput one's back into something • ergens de schouders onder zettenglad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komenstab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verradenturn one's back on • de rug toekeren〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand→ scratch scratch/II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug♦voorbeelden:the back of a book/hand • de rug van een boek/handat the back • achterintalk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen————————back22 terug-♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties————————back3→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan♦voorbeelden:back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijdenback (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto♦voorbeelden:→ back up back up/————————back4〈 bijwoord〉6 achterom♦voorbeelden:back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975 -
15 know backwards (and forwards)
know backwards (and forwards) -
16 know like the back of one's hand
-
17 know
n. kennis, op de hoogte zijn van--------v. weten; kennen; voorstellen; begrijpen; verstaanknow1[ noo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————know21 weten ⇒ kennis hebben (van), beseffen♦voorbeelden:for all I know he may be in China • misschien zit hij in China, weet ik veel/wie weetknow who's who • alles van iedereen wetennot that I know of • niet dat ik weetI know of her, but I don't know her • ik heb van haar gehoord, maar ik ken haar niet¶ not know what hit one • volkomen de kluts kwijt/van de kaart zijnnot know where/which way to turn • niet weten waar je blijven moet, je geen raad weten〈 informeel〉 don't you know • hè, toch, niet waaryou know what/something? • zal ik je eens wat vertellen?〈 informeel〉 (well) what do you know (about that)? • wat zeg je (me) daarvan?, nou ja!, asjemenou!know better than to do something • (wel) zo verstandig zijn iets te latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kennen ⇒ bekend/vertrouwd zijn met2 kennen ⇒ ondergaan, ervaren3 herkennen ⇒ (kunnen) thuisbrengen/identificeren♦voorbeelden: -
18 poche
poche [posĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉♦voorbeelden:poche revolver • achterzak in broekfaire les poches à qn. • iemands zakken doorzoekenmettre qn. dans sa poche • iemand inpakkenl'affaire est dans la poche • de zaak is rondpayer de sa poche • uit eigen zak betalenen être de sa poche • er (geld) bij inschietenil a 100 francs en poche • hij heeft 100 frank op zakdes poches sous les yeux • wallen onder de ogenpoche de pétrole • olielaag1. m 2. f1) zak [kleding, verpakking]2) vak [tas]3) vangnet4) holte, put [geologie]5) buidel [dier]6) haard, punt7) sector -
19 poché
poche [posĵ]I 〈m.〉II 〈v.〉♦voorbeelden:poche revolver • achterzak in broekfaire les poches à qn. • iemands zakken doorzoekenmettre qn. dans sa poche • iemand inpakkenl'affaire est dans la poche • de zaak is rondpayer de sa poche • uit eigen zak betalenen être de sa poche • er (geld) bij inschietenil a 100 francs en poche • hij heeft 100 frank op zakdes poches sous les yeux • wallen onder de ogenpoche de pétrole • olielaagadj -
20 connaître comme sa poche
connaître comme sa pocheDictionnaire français-néerlandais > connaître comme sa poche
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Харен, Элма ван — Элма ван Харен, собственно Элеонора Мария ван Харен (нидерл. Elma van Haren, Eleonora Maria van Haren, 29 августа 1954, Розендаль, Северный Брабант) – нидерландская поэтесса. Биография Училась в художественной академии в Хертогенбосе. За… … Википедия