-
1 expiate
-
2 pay
n. salaris; loon--------v. betalen; lonen; moeite waard zijnpay1[ pee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉1 betaling♦voorbeelden:————————pay2♦voorbeelden:pay down • contant betalenit doesn't pay • het is de moeite nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betalen ⇒ afbetalen, vergoeden♦voorbeelden:pay a dividend • een dividend uitkerenpay down • als voorschot betalenpay over • (uit)betalen3 pay attention • opletten, aandacht schenkenit didn't pay him at all • het bracht hem niets op -
3 suffer
v. lijden; boeten; verwond raken[ suffə]1 lijden ⇒ schade lijden; beschadigd worden♦voorbeelden:suffer from • lijden aan/door/ondersuffer with • sukkelen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijden ⇒ ondergaan, ondervinden♦voorbeelden:1 suffer death • (de marteldood) sterven, terechtgesteld worden -
4 answer for
verantwoordelijk zijn vooranswer for1 verantwoorden ⇒ verantwoordelijk zijn/worden voor♦voorbeelden: -
5 bleed
v. bloeden, bloed verliezen; laten bloeden; geld afpersen4 uitgezogen worden ⇒ bloeden, afgezet worden♦voorbeelden:1 my heart bleeds • 〈 figuurlijk〉 ik ben erg verdrietig; 〈 ironisch〉oh jee, wat heb ik een medelijdenhe was bleeding at the nose • hij had een bloedneusbleed to death • doodbloedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen bloeden ⇒ bloed afnemen van, aderlaten2 uitzuigen ⇒ laten bloeden/boeten♦voorbeelden: -
6 do penance for
boeten voor, boete doen voor -
7 expiation
n. vergoeding, compensatie, verzoening[ ekspie▪eesjn]1 vergoeding ⇒ compensatie, verzoening♦voorbeelden:in expiation of • als boete(doening) voor -
8 make expiation for
-
9 make someone pay
-
10 pay for
betalen voorpay for♦voorbeelden: -
11 penalize
v. straffen. boeten, een boete geven; (Wet) iets of een daad strafbaar declareren door wetgevingpenalize, penalise[ pie:n(ə)lajz] 〈zelfstandig naamwoord: penalization〉1 straffen ⇒ een straf opleggen/geven2 een handicap/achterstand geven ⇒ benadelen, achterstellen4 strafbaar stellen/maken ⇒ verbieden -
12 penance
n. zelfbestraffing; zelfopoffering; penitentie[ pennəns]♦voorbeelden:1 do penance for • boeten voor, boete doen voor -
13 purge your crimes in prison
-
14 purge
n. zuiveren, verwijderen (ook in computers); (in computers) het wissen van bestanden van de harde schijf; (in computers) een bestand wissen zonder mogelijkheid deze terug te halen--------v. zuiveren, uitwissen; purgerenpurge1[ pə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————purge2〈 werkwoord〉4 purgeren♦voorbeelden:1 purge metal • metaal louteren/zuiverenpurge someone from/of guilt • iemand van schuld vrijspreken -
15 smart for one's deeds
smart for one's deeds -
16 smart
adj. vinnig; f; bijdehand; handig; chic, keurig; pienter; knap--------n. sterke pijn--------v. pijn, pijn doen, pijn lijden; schrijnensmart1[ sma:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smart2〈bijvoeglijk naamwoord; smartness〉2 bijdehand ⇒ slim, gevat3 sluw♦voorbeelden:smart talker • vlotte prater4 how smart you look! • wat zie je er mooi uit!don't (you) get smart (with me)! • niet te slim/brutaal worden, hè!look smart! • schiet op!————————smart3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:smart over/under an insult • zich gekwetst voelen door een belediging
См. также в других словарях:
boeten — butu … Woordenlijst Sranan
büßen — Vsw std. (9. Jh.), mhd. büezen, ahd. buozen, as. bōtian Stammwort. Aus g. * bōt ja Vsw. bessern , auch in gt. gabotjan, anord. bœta, ae. bētan, afr. bēta; dehnstufiges Faktitivum zu baß, besser oder denominatives Verb zu Buße. Aus konkretem… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Galgen — 1. An den Galgen der Leib, und die Seele hole wer will, sagt Käsbier. Holl.: Het lijf der galg, en de ziel dengenen, die ze wil, zei de deugniet. (Harrebomée, I, 199.) 2. An den Galgen kommt man immer noch zeitig genug. Holl.: Het is geen… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hals — 1. Am runzeligen Halse trauert die Perle. 2. Auf den Hals treten (schlagen) oder auf den Nacken ist eins. Holl.: Het is al een, sla mij aan den nek of aan den hals. (Harrebomée, I, 274.) 3. Aus einem verzagten Halse kommt kein fröhlicher Gesang… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kleine (der) — 1. Auch dem Kleinen muss man nicht unrecht thun. 2. Besser unter den Kleinen der erste als unter den Grossen der letzte. Dän.: Hold dig til de smaa, saa bide de store dig ikke. (Prov. dan., 512.) 3. Der Kleine drückt den Grossen nie durch den Hag … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Trunken — 1. Der ist noch nicht trunken, der ein Bein heben kann, wenn er im Graben liegt. Holl.: Hij is nog niet dronken, die iggende in het wagen spoor een been kan opsteken. (Harrebomée, I, 156b.) 2. Der trunken ist, ist nicht sein eigener Herr. Frz.:… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Verschnittener — 1. Die Verschnittenen sollen die Jungfrauen bewahren. Bei Tunnicius (149): De gelubbeden sullen de jungfern bewaren. (Observanda datur pingui bene virgo bagos.) Hoffmann von Fallersleben bemerkt hierbei: »Bagous, bagoas i.q. castratus, eunuches… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon