-
1 over the shoulder
ironisch -
2 ironic
ironical adjective* * *iron·ic[aɪ(ə)ˈrɒnɪk, AM aɪˈrɑ:n-]1. (sarcastic) remark, smile ironisch, [leicht] spöttisch; commentator, critic ironisch, [leicht] spottend2. (unexpected) ironischit was \ironic that he should meet her there es hatte etwas Ironisches, dass er sie dort treffen sollte* * *[aI'rɒnIk(əl)]adjironisch; smile also spöttisch; position paradoxit's really ironic that now he's got a car he's not allowed to drive — es ist doch paradox or wirklich witzig (inf), dass er jetzt, wo er ein Auto hat, nicht fahren darf
* * *1. ironisch2. voller Ironie:it is ironic that … es entbehrt nicht einer gewissen Ironie, dass …* * *ironical adjectiveit is ironic that... — es ist paradox, dass...
* * *adj.ironisch adj. -
3 ironically
adverb ironisch* * *ironi·cal·ly[aɪ(ə)ˈrɒnɪkəli, AM aɪˈrɑ:n-]adv ironisch\ironically,... ironischerweise...to answer/remark/smile \ironically ironisch antworten/bemerken/lächeln* * *[aI'rɒnIkəlI]advironischand then, ironically enough, he turned up — komischerweise or witzigerweise (inf) tauchte er dann auf
and then, ironically, it was he himself who had to do it — und dann hat ausgerechnet er or und dann hat paradoxerweise er es tun müssen
* * *ironically adv1. ironisch2. ironischerweise* * *adv.ironisch adv. -
4 fine
adj. mooi; (haar)fijn; mager, smal; verkozen; uitstekend; scherp; gepolijst; delicatesse; puur; elegant--------adv. tot het dunne af; mooi, goed; uitstekend--------n. (geld)boete--------v. boete geven; verfijnen, dunner makenfine1[ fajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fine21 fijn ⇒ dun, scherp3 delicaat ⇒ fijn, goed♦voorbeelden:〈 ironisch〉 a fine friend you are! • (een) mooie vriend ben jij!fine and dandy • alles goed en wel, primathat's all very fine • allemaal goed en welfine with me • mij goed/best3 fine workmanship • goed/technisch geraffineerd vakmanschapone of these fine days • vandaag of morgena fine gentleman/lady • een hele meneer/mevrouwnot to put too fine a point/an edge on it • zonder er doekjes om te windencome to/reach a fine pass • in een lastig parket rakenthe fine points of the argument • de subtiele punten van de redeneringfine silver • zilver van hoog gehalte♦voorbeelden:1 I'm fine, thanks • met mij gaat het goed, dank je————————fine3〈 werkwoord〉1 beboeten♦voorbeelden:1 be fined £10 for smoking • £10 boete krijgen wegens roken————————fine41 fijn ⇒ goed, in orde♦voorbeelden:it suits me fine • ik vind het prima2 cut up onions fine • uien fijn/klein snipperen¶ you are cutting it fine if you want to catch your train • dat wordt erg krap als je die trein wil halen -
5 ironic
adj. spot; spottend; ironisch♦voorbeelden:1 ironically, he was arrested by his best friend • ironisch genoeg werd hij door zijn beste vriend gearresteerd -
6 ironical
[aI'rɒnIk(əl)]adjironisch; smile also spöttisch; position paradoxit's really ironic that now he's got a car he's not allowed to drive — es ist doch paradox or wirklich witzig (inf), dass er jetzt, wo er ein Auto hat, nicht fahren darf
* * *1. ironisch2. voller Ironie:it is ironic that … es entbehrt nicht einer gewissen Ironie, dass …* * *adj.ironisch adj. -
7 tongue-in-cheek
adjectivenicht ernst gemeint; (ironical) ironisch; see also academic.ru/75505/tongue">tongue 1)* * *adj humoristisch* * *tongue-in-cheek adj1. ironisch2. nicht ernst gemeint* * *adjectivenicht ernst gemeint; (ironical) ironisch; see also tongue 1) -
8 wry
* * *(slightly mocking: a wry smile.) schief- academic.ru/93895/wryly">wryly* * *<-ier, -iest or -er, -est>[raɪ]adj usu attr1. (dry and ironic) trocken\wry comments trockene [o ironische] Bemerkungena \wry smile ein bitteres Lächeln2. (of dislike, disgusted)to make [or pull] a \wry face das Gesicht verziehen; (disappointed) ein langes Gesicht machen* * *[raɪ]adj(= ironical) ironisch; joke, sense of humour etc trocken* * *wry [raı] adj (adv wryly)1. schief (Hals etc):2. figa) verschroben (Ansicht etc)b) sarkastisch (Humor)c) bitter (Vergnügen etc)d) gequält, schmerzlich (Lächeln etc)* * ** * *adj.krumm adj.schief adj. -
9 wryly
-
10 ironic
1) ( sarcastic) remark, smile ironisch, [leicht] spöttisch; commentator, critic ironisch, [leicht] spottend2) ( unexpected) ironisch;it was \ironic that he should meet her there es hatte etwas Ironisches, dass er sie dort treffen sollte -
11 fat
tabel met de posities van de bestanden op de schijf; tabel die de plaatsing van de bestanden vaststelt; de FAT heeft een vaste plaats op de schijfFAT (File Allocation Table)fat1[ fæt] 〈zelfstandig naamwoord; in betekenis 0.2 ook Fat〉1 vet ⇒ bakvet, lichaamsvet♦voorbeelden:¶ the fat is in the fire • de boot is aan, de poppen zijn aan het dansenlive off/on the fat of the land • van het goede der aarde genietenchew the fat • kletsen, lullen————————fat2〈bijvoeglijk naamwoord; fatter; fatness〉1 dik ⇒ vet(gemest), weldoorvoed4 groot ⇒ dik, lijvig♦voorbeelden:fat volumes • lijvige boekdelen¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 a fat cat • rijke pief; 〈 in het bijzonder〉(stille) financier, geldschieter 〈 achter politicus of partij〉————————fat3〈 werkwoord〉→ calf calf/ -
12 genteel
adj. deftig; beleefd; aangenaam in omgang; goed gemanierd[ dzjentie:l] -
13 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
14 mind
n. geest; verstand; hersenen; gedachte; herinneringsvermogen; opinie; wil--------v. er iets op tegen hebben; oppassen; letten op; voorzichtig zijn; er spijt van hebben; zich herinnerenmind1[ majnd]♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenin my mind • naar mijn meningbe in/of the same/one/a mind (on/about) • dezelfde mening toegedaan zijn (over)be in two minds (about) • het met zichzelf oneens zijn (omtrent)she is still of the same mind • zij is nog altijd dezelfde mening toegedaanto my mind • volgens mij2 nothing is further from my mind! • ik denk er niet aan!change one's mind • zich bedenkenmake up one's mind • tot een besluit komen2 verstand3 wil ⇒ lust, zin(nen)5 gevoel♦voorbeelden:have something on one's mind • iets op zijn hart hebbenwhat's on your mind? • waarover loop je te piekeren?drive someone out of his mind • iemand gek makenlose one's mind • gek wordenhave something in mind • iets van plan zijncross/enter one's mind • bij iemand opkomenget/put out of one's mind • uit zijn hoofd zettengive/put/set/turn one's mind to • zijn aandacht richten opread someone's mind • iemands gedachten lezenset one's mind to something • zich ergens op concentrerenit'll take my mind off things • het zal mij wat afleidenhis mind is on women • hij is met zijn gedachten bij de vrouwtjescast one's mind back (to) • terugblikken (op)come/spring to mind, come into one's mind • te binnen schietenkeep in mind • niet vergetenit slipped my mind • het is mij ontschotenwhom do you have in mind? • aan wie denk je?〈 informeel〉 it blew my mind • het verbijsterde me, ik stond er paf van————————mind2[ majnd]♦voorbeelden:→ mind out mind out/1 bezwaren hebben (tegen) ⇒ erop tegen zijn, zich storen aan♦voorbeelden:would you mind ringing? • zou je 's willen opbellen?would you mind? • zou je 't erg vinden?if you don't mind • als je er geen bezwaren tegen hebtI don't mind him • hij hindert me niet1 denken aan ⇒ bedenken, letten op2 zorgen voor ⇒ oppassen, bedienen♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeiennever (you) mind • het gaat je niet aannever mind the expense • de kosten spelen geen rolnever mind what your father said • ongeacht wat je vader zei2 he couldn't walk, never mind run • hij kon niet lopen, laat staan rennen -
15 monument
-
16 my heart bleeds
————————ik ben diepbedroefd; 〈 ironisch〉oh jee, wat heb ik een medelijden -
17 some
adj. enige, enkele; iets; bepaald; serieus (i.d. spreektaal)--------adv. op een speciale manier; heel veel (i.d. spreektaal)--------pron. enkele, sommigesome1[ sum] 〈 voornaamwoord〉1 wat ⇒ iets, enkele(n), sommige(n), een aantal♦voorbeelden:some say so • er zijn er die dat zeggen————————some22 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 enigszins ⇒ een beetje; 〈 ironisch〉 geweldig, formidabel♦voorbeelden:he was annoyed some • hij was een tikje geïrriteerd————————some3♦voorbeelden:some day I'll know • ik zal het ooit wetensome plumber he is! • wat een klungelaar van een loodgieter! -
18 worthy
adj. waard; de moeite waard; waarde hebbend; eerbiedwaardig; wel geëerd--------n. Een vooraanstaand figuur, persoon; "type"worthy1————————worthy2〈bijvoeglijk naamwoord; worthiness〉2 waard♦voorbeelden:worthy to be mentioned • vermeldenswaardhe isn't worthy of her • hij is haar niet waardnothing worthy of mention • niets noemenswaardigsworthy of praise • prijzenswaardig -
19 wry
adj. verdraaid; krom; scheef; gekronkeld; verbogen; ironisch, bitter, verbitterd[ raj] 〈 wryer of wrier, wryest of wriest; wryly; wryness〉1 (ver)zuur(d) ⇒ wrang, wrokkig♦voorbeelden: -
20 satirical
adjective, satirically adverb* * *[-'ti-]1) (of satire: satirical writing.) satirisch2) (mocking: in a satirical mood.) satirisch* * *sa·tiri·cal[sæˈtɪrɪkəl]* * *[sə'tIrIkəl]adjliterature, film etc satirisch; (= mocking, joking) ironisch* * ** * *adjective, satirically adverb* * *n.Spottgedicht n.
См. также в других словарях:
ironisch — Adj. (Mittelstufe) voller Ironie, feinen Spott enthaltend Beispiele: Er macht oft ironische Bemerkungen. Das war ironisch gemeint. Kollokation: ironisch lächeln … Extremes Deutsch
ironisch — [Redensart] Auch: • nicht ohne Hintergedanken • nicht ehrlich gemeint Bsp.: • Er fand tausend Entschuldigungen, aber ich wusste, dass seine Worte nicht ehrlich gemeint waren … Deutsch Wörterbuch
Ironisch — Die Ironie (griechisch εἰρωνεία eironeía, wörtlich „Verstellung, Vortäuschung“) ist eine Äußerung, welche – meist unausgesprochene – Erwartungen aufdeckt, indem zum Schein das Gegenteil behauptet wird. Inhaltsverzeichnis 1 Ausdrucksmittel der… … Deutsch Wikipedia
ironisch — spitz (umgangssprachlich); spöttelnd; lächerlich machend; (dezent) spöttisch; lästernd; halbernst; nicht ganz ernst gemeint; scharfzüngig; scherzhaft; läste … Universal-Lexikon
ironisch — i·ro̲·nisch Adj; voller Ironie <ein Lächeln, eine Bemerkung; ironisch lächeln; etwas ironisch meinen> … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
ironisch — beißend, bissig, höhnisch, mit feinem Spott, scharfzüngig, spitzzüngig, spöttisch, voller Ironie, zynisch; (bildungsspr.): mokant, sarkastisch. * * * ironisch:⇨spöttisch ironischspöttisch,vollIronie,beißend,mokant,mitfeinemSpott,sarkastisch,zynisc… … Das Wörterbuch der Synonyme
ironisch — ironic англ. [айро/ник] ironico ит. [иро/нико] ironique фр. [ирони/к] ironisch нем. [иро/ниш] иронически, насмешливо … Словарь иностранных музыкальных терминов
ironisch — Ironie »feiner, verdeckter Spott«: Das Fremdwort wurde im 18. Jh. aus gleichbed. lat. ironia entlehnt, das seinerseits aus griech. eirōneía »erheuchelte Unwissenheit, Verstellung; Ironie« stammt. Dies gehört zu griech. eírōn »jemand, der sich… … Das Herkunftswörterbuch
ironisch — i|ro|nisch 〈Adj.〉 auf Ironie beruhend, versteckt spöttisch, fein spöttelnd … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
ironisch — iro|nisch <über spätlat. ironicus aus gleichbed. gr. eirōnikós> voller Ironie; mit feinem, verstecktem Spott; durch übertriebene Zustimmung seine Kritik zum Ausdruck bringend … Das große Fremdwörterbuch
ironisch — iro|nisch … Die deutsche Rechtschreibung