-
1 bijdehand
-
2 bijdehand
-
3 bijdehand
ловкий, бойкий; расторопный, проворный; сметливый, догадливый* * *прил.общ. ловкий, проворный, сметливый, бойкий (на язык) -
4 bijdehand
adj. insolent, impudent, cheeky -
5 een bijdehand kind
een bijdehand kindVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een bijdehand kind
-
6 smart
adj. vinnig; f; bijdehand; handig; chic, keurig; pienter; knap--------n. sterke pijn--------v. pijn, pijn doen, pijn lijden; schrijnensmart1[ sma:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————smart2〈bijvoeglijk naamwoord; smartness〉2 bijdehand ⇒ slim, gevat3 sluw♦voorbeelden:smart talker • vlotte prater4 how smart you look! • wat zie je er mooi uit!don't (you) get smart (with me)! • niet te slim/brutaal worden, hè!look smart! • schiet op!————————smart3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:smart over/under an insult • zich gekwetst voelen door een belediging -
7 dégourdi
dégourdi [deegoerdie]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 bijdehand ⇒ pienter, wakker♦voorbeelden:〈 schertsend〉 en voilà un(e) dégourdi(e)! • wat een handigerd!adjpienter, bijdehand -
8 behendig
♦voorbeelden:behendig klom ze achterop • she nimbly climbed up on the back -
9 keurig
♦voorbeelden:er keurig uitzien • look neat (and tidy)/smart2 een keurig handschrift/keurige bloes • a neat hand/nice blouse3 een keurig rapport/opstel • a fine report/essayII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:keurig! • well done!keurig netjes gekleed • properly dressed -
10 бойкий
-
11 ловкий
-
12 проворный
adjgener. ferm, vaardig, vlug, weerlichts, bijdehand, gauw, gezwind, grif, handig, knaphandig, kwiek, levendig, rap, vlot, wakker -
13 сметливый
adjgener. vlug, bijdehand, schrander, snugger -
14 have/keep one's wits about one
have/keep one's wits about onealert zijn; bijdehand/pienter zijn -
15 nimble
-
16 sharp
n. Sharp Corporation, Japans bedrijf (opgericht in Japan door Tokuji Hayakawa in 1912) met kantoren en bedrijven over de gehele wereld, fabrikant van elektronische elementen voor persoonlijk en bedrijfsgebruiksharp12 → sharper sharper/————————sharp2I 〈bijvoeglijk naamwoord; sharpness〉1 scherp ⇒ spits, puntig2 schril ⇒ duidelijk/scherp uitkomend/afstekend3 abrupt ⇒ plotseling, steil, sterk4 bijtend ⇒ doordringend, snijdend5 scherp ⇒ pikant, sterk7 streng ⇒ vinnig, bijtend8 scherpzinnig ⇒ bijdehand, pienter, vlug9 geslepen ⇒ sluw, gewiekst, gehaaid♦voorbeelden:a sharp knife • een scherp mesa sharp image • een scherp/duidelijk beeld3 a sharp fall/rise in prices • een plotselinge/scherpe daling/stijging van de prijzena sharp turn to the right • een scherpe bocht naar rechtsa sharp voice • een scherpe/schelle stema sharp wind • een snijdende windsharp sauce • pikante sausa sharp reproof • een scherp/hard verwijthave a sharp tongue • een scherpe tong hebbenbe sharp with someone • iemand hard aanpakkensharp ears • scherpe/waakzame orenkeep a sharp look-out • scherp uitkijkensharp at maths • goed in wiskundebe too sharp for someone • iemand te slim af zijnhe's got a sharp eye for detail • hij heeft een goed oog voor detailsa sharp appetite • een stevige eetlustsharp practice • oneerlijke praktijken, een vuil zaakjeas sharp as a razor • buitengewoon intelligent1 (-)kruis♦voorbeelden:1 C sharp • C-kruis, do kruis, cisF sharp • F-kruis, fa kruis, fis————————sharp3〈bijwoord; sharper〉1 → sharpsharp/2 stipt ⇒ precies, klokslag4 scherp♦voorbeelden:¶ look sharp! • schiet op, haast je! -
17 wit
n. gevat/geestig iem.; scherpzinnigheid; geestigheid--------v. weten (verouderd gebruik)wit1[ wit]1 gevat/geestig iemand♦voorbeelden:1 verstand ⇒ benul, intelligentie♦voorbeelden:1 have quick/slow wits • vlug/traag van begrip zijnhave enough wit/the wit(s) to say no • zo verstandig zijn nee te zeggenhave/keep one's wits about one • alert zijn; bijdehand/pienter zijnlive by/on one's wits • op ongeregelde/bijdehante manier aan de kost komenout of one's wits • niet goed wijs, gek————————wit2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈voornamelijk formeel; juridisch〉 to wit • te weten, namelijk, dat wil zeggen -
18 Gothamite
n. dwaas, iemand die heel dom is, iemand zonder wijsheid; betweter, arrogant iemand die denkt alles te weten, iemand die doet alsof ie bijdehand is; inwoner van New York, New Yorker -
19 smartly
adv. f; pienter; keurig; bijdehand -
20 débrouillard
débrouillard [deebroejaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 handig ⇒ gewiekst, bijdehand♦voorbeelden:un(e) débrouillard(e) • bijdehandje
Страницы
- 1
- 2